Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
De oude Torenklok
Grimm Märchen

De oude Torenklok - Sprookje van Hans Christian Andersen

Leestijd voor kinderen: 14 min

In het Duitsche land Wurtemberg, waar de acacia’s aan den straatweg groeien, waar de appel- en de pereboomen zich in den herfst ter aarde buigen onder den zegen van rijpe vruchten, ligt het stadje Marbach. Al moge dit ook slechts onder het getal der kleine steden behooren, toch ligt het allerbekoorlijkst aan den Neckarstroom, die voorbij dorpen, ridderkasteelen en wijnbergen vloeit, om zijn wateren eindelijk met die van den trotschen Rijn te vermengen.

Het was in den naherfst, het wingerdloof hing wel is waar nog aan den wijnstok; maar de bladeren hadden zich reeds roodachtig gekleurd; geweldige regens vielen er in deze streken, de koude herfstwinden namen in kracht en scherpte toe, het was juist geen aangename tijd voor arme lieden. De dagen werden gedurig korter en somberder, en het was donker zelfs buiten onder den vrijen hemel; nog donkerder was het binnen de oude, kleine huizen. Een van deze huizen keerde zijn gevel naar de straat toe en stond daar met zijn kleine, lage ramen, armoedig en gering; arm was ook de familie, die in het huisje woonde, maar zij was braaf en vlijtig en droeg een schat van godsvrucht in het diepst van het hart.

Nog een kind zou de goede God haar schenken; de ure was daar, de moeder lag in wee en smarte. Daar drong het vroolijke, feestelijke klokgelui van den kerktoren tot haar ooren door; het was een plechtige ure, en de tonen der klok vervulden de biddende met geloof; uit het diepst haars harten stegen haar gedachten tot God op, en ter zelfder ure werd haar een zoontje geboren. Zij was van oneindige blijdschap vervuld, en de klok boven in den toren luidde als ’t ware haar vreugde over stad en land uit.

Twee heldere kinderoogen staarden haar aan, en het haar van den kleine straalde als van goud. Het kind werd op de aarde met klokgelui op den somberen Novemberdag ontvangen; moeder en vader kusten het, en in hun bijbel schreven zij: «Op den tienden November 1759 schonk God ons een zoon.» Later werd er nog bijgevoegd, dat deze bij den doop de namen: Johann Christoph Friedrich gekregen had. En wat werd er nu van het arme knaapje uit het geringe Marbach? Ja, destijds wist niemand dat nog, zelfs de oude torenklok niet, hoe hoog zij ook hing en ofschoon zij het eerst over hem geklonken had, over hem, die eenmaal het schoone lied van de «Klok» zou zingen.

Welnu, de knaap groeide op, en de wereld groeide met hem op; zijn ouders verhuisden later wel is waar naar een andere stad; maar goede vrienden lieten zij in het kleine Marbach achter, en daarom begaven de moeder en haar zoontje zich op zekeren dag op weg en reden naar Marbach, om er een bezoek af te leggen. De knaap was nog maar zes jaren oud, doch hij wist reeds veel uit den bijbel en vooral uit de psalmen; hij had reeds menigen avond, als hij daar op zijn kleine stoeltje zat, naar zijn vader geluisterd, wanneer deze overluid uit Gellerts fabelen of uit Klopstocks verheven gedicht «De Messias» voorlas; hij en zijn twee jaren ouder zusje hadden heete tranen gestort over Hem, die voor ons allen den dood aan het kruis gestorven is.

Bij dit eerste bezoek te Marbach was het stadje niet veel veranderd; het was immers ook niet lang geleden, dat zij het verlaten hadden; de huizen stonden daar, evenals vroeger, met hun spitse gevels, vooruitspringende muren, de eene verdieping boven de andere uitstekend, en hun lage ramen; alleen op het kerkhof waren er nieuwe graven bijgekomen, en daar, in het gras, dicht bij den muur, stond nu de oude klok; zij was van haar hoogte neergestort, had een barst gekregen en kon niet meer luiden; er was dan ook een nieuwe klok in haar plaats gekomen.

Moeder en zoon hadden het kerkhof betreden. Zij bleven voor de oude klok staan, en de moeder vertelde aan haar zoontje, hoe juist deze klok eeuwen lang een zeer nuttige klok geweest was, hoe zij voor den doop, voor de bruiloft en voor de begrafenis geluid had; zij had van feesten en vreugde en van de verschrikkingen des vuurs gesproken, ja, geheele menschenlevens had de klok uitgezongen. En nooit vergat de knaap, wat zijn moeder hem vertelde; het klonk en zong en weerklonk in zijn borst, totdat hij het er als man moest uitzingen. Ook dat vertelde zijn moeder hem, dat de oude torenklok haar troost en vreugde in haar nooden had toegezongen, en dat zij gezongen en geklonken had, toen hij, het zoontje, haar gegeven werd; en bijna met eerbied beschouwde de knaap de groote, oude klok, hij boog zich over haar heen en kuste haar, hoe oud, gebarsten en verworpen zij daar ook tusschen gras en brandnetels stond.

In aandenken bleef de oude klok bij den knaap, die in armoede opgroeide, lang en mager met roodachtig haar en een gezicht vol zomersproeten: ja, zoo zag hij er uit, maar daarbij had hij een paar oogen, zoo helder en diep als het diepste water. En hoe ging het wel met hem? Goed ging het met hem, benijdenswaardig goed! Wij vinden hem in de hoogste gunst aan de militaire school opgenomen, zelfs in de afdeeling, waar de zonen der deftige lieden zaten, en dat was immers een eer, heette immers een geluk! Slobkousen droeg hij, een stijve das en een gepoederde pruik; en kundigheden bracht men hem aan, en wel onder het kommando van «Marsch! Halt! Front!»

De oude torenklok had men ondertusschen bijna vergeten; dat zij nog eenmaal naar den smeltoven zou moeten gaan, was vooruit te zien, en wat zou er dan wel van haar worden? Ja, dat kon men onmogelijk voorspellen, en even onmogelijk was het dan ook, te zeggen, wat van de klok zou klinken, die in de borst van den knaap van Marbach weerklonk; maar een klinkend metaal was zij, en klinken deed zij, zoodat dit geluid zich in de wijde wereld moest verspreiden, en hoe enger het achter de schoolmuren werd en hoe bedwelmender het «Marsch! Halt! Front!» klonk, des te luider klonk het in de borst van den jongeling, en hij zong het uit in den kring van zijn schoolmakkers, en deze tonen klonken over de grenzen van het land.

Maar daarvoor had men hem geen vrijplaats aan de militaire school en ook geen kleederen en voedsel gegeven; hij had immers hier reeds het nummer gekregen voor het pennetje, dat hij zijn zou in het groote uurwerk, waarin wij allen behooren. Hoe weinig begrijpen wij ons zelf! Hoe zouden dan de anderen, zelfs de besten, ons altijd kunnen begrijpen? Maar juist door de wrijving wordt het edelgesteente geschapen. De wrijving had hier plaats, zou de wereld het edelgesteente eenmaal erkennen?

In de hoofdstad van den landsheer werd een groot feest gegeven. Duizenden lampen en lichten straalden daar, vuurpijlen stegen er ten hemel op; die glans leeft nog in de herinnering der menschen, en wel door hem, den kweekeling der militaire school, die indertijd in tranen en in smarte onbemerkt de poging waagde, een vreemden grond te bereiken; hij moest ze verlaten, vaderland, moeder, al zijn dierbaren, of in den stroom der algemeenheid ondergaan.

De oude torenklok had het goed; zij stond tegen den muur der kerk te Marbach, goed bewaard, bijna vergeten. De wind bruiste over haar heen en had reeds kunnen vertellen van hem, bij wiens geboorte de klok geluid had, vertellen, hoe koud hij zelf over hem heengewaaid had in het bosch van het naburige land, toen hij, van vermoeienis uitgeput, neergezegen was met zijn geheelen rijkdom, de hoop zijner toekomst: slechts geschreven bladen van «Fiesko;» de wind had van zijn enkele beschermers kunnen vertellen, allen kunstenaars, die bij het voorlezen dezer bladen evenwel wegslopen en zich met het kegelspel vermaakten; de wind had kunnen vertellen van den bleeken vluchteling, die weken, maanden lang in de ellendige herberg doorbracht, waar ruwe vreugde heerschte, terwijl hij van idealen zong.

Het waren moeilijke dagen! Zelf moet het hart lijden en de beproevingen doorstaan, waarvan het wil zingen. Donkere dagen, koude nachten trokken er ook over de oude klok heen; zij had daar geen hinder van; maar de klok in des menschen borst, zij gevoelt haar treurigen tijd. Hoe ging het met den jonkman? Hoe ging het met de oude klok? De klok werd ver weggebracht, verder dan men haar van haar vroegeren hoogen toren af ooit had kunnen hooren; en de jonkman? Ja, de klok in zijn borst klonk verder dan zijn voet ooit zou wandelen, zijn oog ooit zou zien; zij luidde en luidt nog aldoor over den oceaan, over de gansche aarde heen.

Maar bepalen wij ons voorloopig tot de torenklok! Ook zij verliet Marbach: zij werd voor oud koper verkocht en voor den smeltoven in Beieren bestemd. Maar hoe en wanneer gebeurde dat? In Beierens koningsstad, vele jaren nadat zij van den toren neergestort was, heette het, dat zij gesmolten was, om gebruikt te worden bij de vervaardiging van een gedenkteeken voor een der verhevenste gestalten van het Duitsche volk en het Duitsche land.

En zie, hoe dit nu toeging; zonderling en heerlijk gaat het toch in de wereld toe! In Denemarken, op een van die groene eilanden, waar de beukenwouden ruischen en de vele hunebedden ons aanstaren, was een arme knaap geboren; op klompen was hij de deur uitgegaan; aan zijn vader, die op de marinewerven werkte, had hij het middagmaal in een ouden, verschoten omslagdoek gebracht; dit arme kind was echter de trots van zijn land geworden, hij wist uit marmer voorwerpen te houwen, waarover de geheele wereld verbaasd stond, en juist aan dezen was de eervolle taak opgedragen, uit klei een heerlijk, schoon beeld, voor het gieten in metaal te vormen, het standbeeld van hem, wiens naam zijn vader eenmaal als Johann Christoph Friedrich in zijn bijbel schreef.

Het metaal vloeide gloeiend in den vorm; de oude torenklok, aan wier afkomst en verstomde geluiden niemand dacht, deze klok vloeide insgelijks in den vorm, en vormde het hoofd en de borst van het standbeeld, zooals het daar nu onthuld staat te Stuttgart voor het oude kasteel, waar hij, dien het voorstelt, eenmaal levend rondwandelde, te midden van strijd en streven, gedrukt door de buitenwereld, hij, de knaap van Marbach, de kweekeling der Karlsschule, de vluchteling, Duitschlands groote, onsterfelijke dichter, die gezongen heeft van den bevrijder van Zwitserland en de door Gods geest aangeblazen maagd van Orleans.

Het was een schoone, zonnige dag; vlaggen wapperden er van torens en daken in het koninklijke Stuttgart; de torenklokken luidden tot feestelijkheid en vreugde; slechts één klok zweeg, maar zij fonkelde dan ook in den helderen zonneschijn, straalde van het gelaat en van de borst der roemrijke gestalte; er waren op dezen dag juist honderd jaren verloopen sedert dien dag, waarop de torenklok te Marbach aan de lijdende moeder troost en vreugde had verkondigd, toen zij het kind ter wereld bracht, arm in het arme huis, later echter de rijke man, wiens schatten de wereld zegent, hem, den dichter van het edele vrouwenhart, den zanger van het verhevene, van het heerlijke: Johann Christoph Friedrich Schiller.

LanguagesLearn languages. Double-Tap on one word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
Leesbaarheidsindex door Björnsson58.1
Flesch-Reading-Ease Index42.5
Flesch–Kincaid Grade-Level12
Gunning Fog Index19
Coleman–Liau Index11.8
SMOG Index12
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex12
Aantal karakters10.725
Aantal letters8.563
Aantal zinnen50
Aantal woorden1.829
Gemiddeld aantal woorden per zin36,58
Woorden met meer dan 6 letters393
Percentage lange woorden21.5%
Totaal lettergrepen2.751
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,50
Woorden met drie lettergrepen225
Percentage woorden met drie lettergrepen12.3%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2024 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch