Leestijd voor kinderen: 9 min
Er stond ergens een oud ridderkasteel, dat door een breede gracht omgeven was, waarover een ophaalbrug lag, die echter slechts zelden neergelaten werd; want niet alle bezoekers zijn goede menschen. Onder het afdak waren schietgaten aangebracht, om daardoor te schieten, kokend water, ja, gesmolten lood op den vijand neer te gieten, als hij te dicht in de nabijheid mocht komen.
Binnen in het huis waren de kamers zeer hoog, hetgeen goed te stade kwam bij den velen rook, die er van het haardvuur opsteeg, waarop groote, vochtige houtblokken lagen te smeulen. Aan den muur hingen portretten van geharnaste mannen en trotsche vrouwen in zware kleeren; de forschte van allen liep hier levend rond; zij werd Meta Mogens genoemd; zij was de vrouw des huizes, haar behoorde het ridderkasteel toe.
Tegen den avond kwamen er roovers; zij sloegen drie van haar onderhoorigen dood, ook den kettinghond sloegen zij dood, en daarop legden zij vrouw Meta met den hondeketting aan het hondenhok vast, terwijl zij zich zelf in de zaal te goed deden, den wijn en het goede bier uit haar kelder leegdronken. Vrouw Meta was aan den hondeketting vastgelegd; zij kon niet eens blaffen. Maar zie! Daar sloop de bediende van een der roovers zachtjes naderbij; hij mocht niet gezien worden, anders zouden zij hem doodgeslagen hebben.
«Vrouw Meta Mogens!» zei de knecht; «weet ge nog wel, hoe mijn vader tijdens het leven van uw man op het houten paard moest rijden? Gij deedt een goed woord voor hem, maar dit leidde tot niets; hij moest zoo lang rijden, totdat zijn ledematen verminkt waren; maar gij sloopt naar hem toe, evenals ik nu naar u toesluip; gij schooft zelfs een kleinen steen onder elk van zijn voeten, opdat zij daarop zouden steunen.
Niemand zag het, of zij deden alsof zij niet niet zagen, want gij waart immers de jonge genadige vrouw. Dat heeft mijn vader mij verteld, en dat heb ik onthouden en niet vergeten! Nu wil ik u verlossen, vrouw Meta Mogens!» Daarop haalden zij de paarden uit den stal en reden te midden van regen en wind weg en kregen hulp bij vrienden. «Dat is een rijke vergelding voor een kleinen dienst, dien ik aan uw vader bewezen heb!» zei Meta Mogens.
«Uitstel is geen afstel!» gaf de knecht hierop ten antwoord. De roovers werden opgehangen. Er stond ergens een oud ridderkasteel, en het staat er nog; het is niet dat van Meta Mogens, het behoort aan een ander adellijk geslacht toe.
Wij verplaatsen ons in den tegenwoordigen tijd. De zon beschijnt de vergulde torenspitsen; kleine eilandjes, waarop bloemen bloeien, liggen als ruikers op het water, en de wilde zwanen zwemmen er om heen. In den tuin groeien rozen, de vrouw des huizes is zelf het fijnste rozeblad, het straalt in vreugde, in de vreugde van goede daden, doch niet in de wijde wereld, maar van binnen in het hart; wat daar bewaard is, dat is niet vergeten—uitstel is geen afstel!
Nu begeeft zij zich van het heerenhuis naar een kleine boerenhut op het land. Daarin woont een arm meisje, dat lam is; het raam in het kamertje ziet op het noorden uit, de zon komt hier niet in; het meisje heeft slechts het gezicht op een klein stukje land, dat door een hooge heg omgeven is. Maar heden is het zonneschijn; de warme, heerlijke zon van onzen goeden God is binnen in het kamertje; zij komt uit het zuiden door het nieuwe raam heen, daar waar vroeger slechts een muur was.
Het lamme meisje zit in den warmen zonneschijn, ziet bosch en meer, de wereld is zoo groot, zoo wonderlijk schoon geworden en wel door een enkel woord van de vriendelijke vrouw van het heerenhuis.
«Het woord was zoo gemakkelijk, de daad zoo gering!» zeide zij; «de vreugde, die zij mij verschaften, was oneindig groot en rijk in zegen!» En daarom volbrengt zij zoo menige goede daad, denkt aan allen in de arme huizen en in de rijke huizen, waar er maar bedroefden zijn. Het is verborgen en bewaard, maar de goede God vergeet het niet; uitstel is geen afstel!
Er stond ergens een oud huis; het was in de groote stad met haar druk en levendig verkeer. Het had kamers en zalen; maar deze betreden wij niet; wij blijven in de keuken, en daarin is het warm en licht, rein en zindelijk; het kopergoed blinkt, de tafel is als gladgewreven, de gootsteen is als een versch geschuurde lardeerplank, en dat alles heeft dat ééne dienstmeisje gedaan en toch nog tijd genoeg overgehouden om zich aan te kleeden, alsof zij naar de kerk wilde gaan.
Zij draagt een strik op haar muts, een zwarten strik, dat wijst op rouw. Maar zij heeft over niemand rouw te dragen, noch over vader, noch over moeder, noch over bloedverwanten, noch over vrienden; het is een arm meisje. Eenmaal was zij verloofd, verloofd met een armen jongeling; zij hadden elkaar innig lief. Op zekeren dag kwam hij bij haar en zei:
«Wij bezitten beiden niets op de wereld! Een rijke weduwe heeft hartelijke woorden tegen mij gesproken; zij wil mij tot welstand brengen; maar jij ligt in mijn hart begraven. Wat zou je mij raden?»
«Datgene, waarvan je denkt, dat het tot je geluk zal strekken!» zei het meisje. «Wees maar goed en liefderijk voor haar; doch laat mij je dit zeggen, dat wij elkaar van het uur af, waarop wij van elkander scheiden, niet meer mogen zien.» En er verliepen jaren. Daar ontmoet haar vroegere vriend en minnaar haar op de straat; hij zag er ziek en ellendig uit; nu kan zij niet nalaten, hem te vragen: «Hoe gaat het met je?»
«Rijk en goed in alle opzichten!» zeide hij. «Mijn vrouw is braaf en goed, maar jij ligt in mijn hart begraven. Ik heb mijn strijd gestreden, hij is spoedig volstreden! Wij zien elkaar nu niet weer dan bij God.» Een week is er verloopen; dien morgen stond het in de krant te lezen, dat hij gestorven was; daarom draagt het meisje een rouwkleed! Haar minnaar was gestorven en heeft een vrouw en drie stiefkinderen nagelaten, zooals er te lezen staat.
De zwarte strik wijst op rouw, het gezicht van het meisje wijst er nog in hoogere mate op; in het hart is deze bewaard en wordt nimmer vergeten! Uitstel is geen afstel! Zie, dat zijn de drie geschiedenissen, drie bladeren aan één steel. Wenscht ge nog meer klaverbladeren? In het boekje des harten liggen er vele: uitstel is geen afstel!

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
De tekst die je hebt gedeeld is een illustratie van het gezegde „uitstel is geen afstel“ door middel van drie verhaallijnen, elk met een eigen moraal die laat zien hoe goede daden, herinneringen en emoties in de tijd bewaard blijven en hun weg vinden naar het heden.
Meta Mogens en de Ridderburcht: In het eerste verhaal redt de knecht van een rover vrouw Meta Mogens, omdat zij zich ooit genadevol toonde tegenover zijn vader. De boodschap hier is dat goede daden, zelfs als ze klein en onopgemerkt lijken, uiteindelijk vruchten kunnen afwerpen.
De Vriendelijke Vrouw en het Lame Meisje: Het tweede verhaal beschrijft een vrouw die een groot verschil maakt in het leven van een lam meisje, puur door het toevoegen van een raam dat zonlicht binnenlaat. Het verhaal onderstreept dat kleine gebaren van vriendelijkheid grote impact kunnen hebben, en hoe blijvende waardering en dankbaarheid niet verloren gaan.
Het Dienstmeisje en Haar Verlies: In het derde verhaal zien we een dienstmeisje dat rouwt om een verloren geliefde die door omstandigheden in een ander leven terechtkwam. Het laat zien hoe ware gevoelens van liefde en verlies diep in het hart worden bewaard, ongeacht de uiterlijke omstandigheden, en hoe ze nooit volledig vergeten worden.
Alle drie de verhalen benadrukken het idee dat acties, gevoelens en herinneringen misschien niet onmiddellijk tot hun recht komen of zichtbaar effect hebben, maar uiteindelijk hun waarde of consequenties laten zien. Dit biedt een overkoepelend perspectief op de waarde van oprechte en vriendelijke daden en ware emoties, die de tand des tijds doorstaan.
Het verhaal dat je hebt gedeeld, „Uitstel is geen afstel“, is een mooi voorbeeld van hoe Hans Christian Andersen zijn verhalen verweeft met thema’s van vergelding, dankbaarheid en de langetermijneffecten van goede daden.
Vergelding van goede daden: Het verhaal van Meta Mogens laat zien dat een kleine daad van medemenselijkheid uiteindelijk groots kan worden vergolden. Meta hielp ooit een man in nood, en jaren later kwam zijn zoon om haar te redden toen zij in gevaar was. Het idee dat goede daden uiteindelijk worden beloond, spreekt sterk uit deze geschiedenis.
De kracht van eenvoudige gebaren: In het verhaal van de vrouw die een raam laat maken voor een lam meisje, zien we hoe een enkel gebaar van vriendelijkheid de wereld van een ander kan veranderen. De nieuwe opening naar de wereld, die het raam biedt, geeft het meisje vreugde en een nieuw perspectief.
Onvervulde liefde: Het laatste verhaal onderzoekt de thematiek van onthechte liefde en hoe die door de jaren heen toch levend blijft in het hart. De dienstmeid en haar voormalige geliefde vinden elkaar niet in het leven terug, maar dragen beiden hun onvervulde liefde in hun hart als een blijvende herinnering.
Deze verhalen zijn verbonden door de gedachte dat het universum niet vergeet wat er in het hart bewaard wordt; goede daden en oprechte gevoelens blijven bestaan en keren als barmhartigheid en zegeningen terug in het leven. „Uitstel is geen afstel“ fungeert als een mantra dat zinspeelt op het geduld en geloof dat wat goed en rechtvaardig is, uiteindelijk tot bloei komt.
Het sprookje „Uitstel is geen afstel“ van Hans Christian Andersen biedt een rijke basis voor een linguïstische analyse. In dit verhaal vinden we drie elkaar versterkende verhalen die verbonden zijn door het centrale thema van beloning en herinnering, vaak gesymboliseerd door de uitdrukking „uitstel is geen afstel.
“ Laten we enkele linguïstische aspecten nader bekijken:
–
Uitstel en Beloning: Het terugkerende thema van „uitstel is geen afstel“ benadrukt dat goede daden uiteindelijk erkend en beloond worden, zelfs als dat niet meteen gebeurt.
Herinnering en Dankbaarheid: De verhalen zijn verbonden door de daad van dankbaarheid en de manier waarop herinneringen aan goeddoen leiden tot onverwachte beloningen.
Repeterende Structuren: De herhaling van de zin „uitstel is geen afstel“ fungeert als een leidmotief en verbindt de afzonderlijke verhalen met elkaar.
Drievoudige Vertelling: Het sprookje is opgebouwd uit drie verhalen die elk een verschillende setting en context bieden, maar thematisch nauw verbonden zijn.
Symbolen: Elementen zoals het oude ridderkasteel en de zwarte rouwstrik dienen als symbolen voor geschiedenis en verlies, maar ook voor kracht en loyaliteit.
Metafoor en Vergelijking: De verhalen gebruiken metaforen zoals het „boekje des harten“ om abstracte concepten als herinnering en liefde tastbaar te maken.
Oudere Taalvormen: De tekst bevat archaïsche vormen zoals „ge“ en „gij,“ wat een historische en nostalgische sfeer creëert.
Descriptieve Taal: Gedetailleerde beschrijvingen van de omgeving, zoals de „vergulde torenspitsen“ en het „warm en licht“ in de keuken, brengen levendigheid en realisme in het verhaal.
Meta Mogens: Een symbool van standvastigheid en gerechtigheid. Haar acties leggen de basis voor latere beloningen.
Het meisje en de minnaar: Hun verhaal benadrukt opoffering en de blijvende kracht van liefde, zelfs na afscheid.
Klassenonderscheid: De verhalen laten zien hoe sociale klassen in historische samenlevingen functioneren, maar ook hoe persoonlijke deugdzaamheid klassegrenzen kan overstijgen.
Relaties en Plichten: Het sprookje onderzoekt plichten binnen vriendschappen en liefdesrelaties, evenals de sociale verantwoordelijkheden van de adel tegenover dienaren en armen.
Dit sprookje, met zijn rijke symboliek en thematische diepgang, blijft een tijdloze reflectie op de menselijke natuur en de intrinsieke waarde van goeddoen, ongeacht directe beloning.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 38.6 |
Flesch-Reading-Ease Index | 61.1 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 9.9 |
Gunning Fog Index | 12 |
Coleman–Liau Index | 11 |
SMOG Index | 11.2 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 10.4 |
Aantal karakters | 4.693 |
Aantal letters | 3.695 |
Aantal zinnen | 39 |
Aantal woorden | 811 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 20,79 |
Woorden met meer dan 6 letters | 144 |
Percentage lange woorden | 17.8% |
Totaal lettergrepen | 1.195 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,47 |
Woorden met drie lettergrepen | 75 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 9.2% |