Leestijd voor kinderen: 4 min
„Dat is een liedje voor heel kleine kinderen,“ verzekerde tante Malle. „Ik kan het met de beste wil van de wereld niet volgen.“
Dat kon de kleine Amalie wel. Ze was pas drie. Ze speelde met poppen, die voedde ze zo op dat ze even verstandig zouden worden als tante Malle.
Er kwam een student in huis, die haar broers met hun huiswerk hielp. Hij praatte veel met de kleine Amalie en haar poppen, heel anders dan alle anderen. Dat was heel leuk, vond het kleine meisje, en toch zei tante Malle dat hij helemaal niet met kinderen om kon gaan. Die kleine hoofdjes konden al dat gepraat onmogelijk aan. Maar de kleine Amalie kon dat best. Ze leerde zelfs een heel liedje uit haar hoofd dat de student haar voorzei: „Dansen, dansen, popje klein,“ en dat zong ze voor haar drie poppen. Twee waren er nieuw, de één een vrouwtje, de ander een mannetje, maar de derde pop was oud en heette Liesje. Ze kreeg het liedje ook te horen, want ze kwam erin voor.
Dansen, dansen, popje klein! O, wat is dat meisje fijn,
en het heertje evengoed,
met zijn handschoen en zijn hoed. Zijn broek is wit, zijn jas is blauw
en zijn schoenen zijn wat nauw. Hij is fijn en zij is fijn. Dansen, dansen, popje klein!Dit is onze Liesje maar,
een popje van verleden jaar. Haar haren zijn gemaakt van vlas,
haar voorhoofd komt juist uit de was. Ze is weer bijna helemaal jong. Kom maar mee, mijn lieve meisje. Als de speelman nu eens zong
van drie poppen in één wijsje!Dansen, dansen, popje klein! Maak jij maar die pasjes fijn. Voet naar buiten, rugje rank,
dan ben je lief en o, zo slank. Buig je, strek je, draai maar rond,
dat is bovenal gezond. Dat is snoezig om te zien,
een, twee, drie, en tel tot tien!
En de poppen begrepen het liedje, kleine Amalie begreep het, de student begreep het. Hij had het zelfgemaakt en hij zei dat het een uitstekend liedje was. Alleen tante Malle begreep het niet; ze leefde in onmin met kinderspelletjes. „Onzin,“ zei ze. Maar kleine Amalie vond dat niet. Zij zingt het liedje wel.
En wij hebben het van haar.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
Het sprookje „Dansen, dansen, popje klein!“ van Hans Christian Andersen vertelt het verhaal van de kleine Amalie, een meisje van drie jaar oud dat graag met haar poppen speelt. Ze voedt haar poppen op zodat ze net zo verstandig zouden worden als haar tante Malle. In het huis van Amalie woont ook een student die haar broers helpt met hun huiswerk. Deze student heeft een bijzondere manier van omgaan met Amalie en haar poppen; hij praat met hen op een manier die volwassenen vaak niet doen.
Ondanks dat tante Malle denkt dat Amalie niet in staat is alle gesprekken te begrijpen, ontdekt de lezer dat Amalie juist heel goed alle informatie tot zich neemt. De student leert haar een liedje: „Dansen, dansen, popje klein,“ dat ze vervolgens voor haar poppen zingt. Het liedje beschrijft de poppen en moedigt hen aan om te dansen, met nadruk op hun gracieuze en charmante bewegingen. De personificatie van de poppen en het enthousiasme van Amalie maken het lied en de situatie bijzonder levendig en plezierig.
De kleine Amalie, haar poppen en de student begrijpen het lied en de boodschap van speelsheid en vreugde die het met zich meebrengt. Maar tante Malle, die niets heeft met kinderspelletjes, bestempelt het als onzin. Toch blijft Amalie het lied met plezier zingen, waardoor de speelse geest van kindertijd bewaard blijft. Het verhaal benadrukt de waarde van kinderlijke verbeelding en vreugde, ondanks de soms sceptische blik van volwassenen.
Het sprookje „Dansen, dansen, popje klein!“ van Hans Christian Andersen laat zien hoe verschillend mensen kunnen reageren op hetzelfde verhaal. Het draait om de kleine Amalie, die met haar drie jaar oud met poppen speelt en onder invloed van een student een vrolijk liedje leert. Dit liedje, dat speels en eenvoudig is, spreekt tot haar en past binnen haar fantasiewereld.
Tante Malle daarentegen, begrijpt het liedje niet en keurt het af. Ze ziet het als zinloos en onbegrijpelijk, omdat ze de waarde ervan in de wereld van kinderen niet inziet. Ze staat symbool voor volwassenen die de magie en eenvoud van kinderspel ontgroeid zijn en deze niet meer begrijpen of waarderen.
De student ziet wel de waarde in van het lied en het spel en moedigt Amalie aan. Hij vertegenwoordigt een open en speelse blik op de wereld, waarin leren en plezier met elkaar samenkomen.
Amalie begrijpt en geniet van het liedje zonder enige moeite, wat de kracht laat zien van kinderlijke verbeelding en hoe deze een brug kan slaan tussen werkelijkheid en fantasie. Dit verhaal benadrukt het belang van het koesteren van een speelse geest en het behouden van de vreugde en eenvoud die horen bij kindertijd.
Het lied en de speelse interacties zijn sympathiek en nodigen lezers uit om zich te herinneren hoe ze zelf als kind waren, en moedigen hen aan om die speelse geest weer te omarmen, ongeacht hun leeftijd.
Dit sprookje van Hans Christian Andersen bevat verschillende lagen van complexiteit die interessant zijn voor een linguïstische analyse. Hier zijn enkele punten om te overwegen:
Het gebruik van taal is bewust eenvoudig gehouden, passend bij de doelgroep van jonge kinderen. Woorden zoals “popje”, “meisje” en „liedje“ worden gebruikt om de wereld door de ogen van een kind begrijpelijk te maken. Daarnaast wordt de taal van de volwassene, tante Malle, bewust contrasterend neergezet als afstandelijk en minder speels, wat ook weerspiegeld wordt in haar woordkeuze zoals „verzekerde“ en „volgen“.
De morfologie in het sprookje beklemtoont de kinderlijke sfeer met verkleinwoorden zoals „popje“, „meisje“, en „speelman“. Het gebruik van verkleinwoorden draagt bij aan de warme, speelse toon van het verhaal. Deze vorm kent nuances toe aan woorden, waardoor ze intimiteit en kleinheid suggereren, essentieel voor een kinderwereld.
De zinsstructuren zijn relatief eenvoudig. De zinnen zijn kort en direct, wat bijdraagt aan de begrijpelijkheid voor een jong publiek. Er zijn geen ingewikkelde bijzinconstructies en de clausules zijn vaak paratactisch verbonden, waardoor de relaties tussen de acties duidelijk en rechtlijnig zijn.
Het ritmische en repetitieve karakter van het liedje („Dansen, dansen, popje klein“) versterkt de muzikale kwaliteit die belangrijk is voor mondelinge overlevering en voor kinderen om het te onthouden. Alliteratie en rijm („fijn“ met „klein“, „fijn“ met „slank“) maken het liedje toegankelijk en aantrekkelijk en stimuleren de fonologische ontwikkeling van kinderen.
Er zijn verschillende lagen van interactie in het sprookje: de interactie tussen Amalie en haar poppen, tussen Amalie en de student, en de contrastieve relatie tussen de kinderlijke fantasiewereld en de wereld van tante Malle. De pragmatische dimensie toont hoe kinderen betekenis creëren in interactie, in tegenstelling tot de volwassen kijk op wat wel of niet zinvol is.
Een onderliggende thematische boodschap is de waarde van kinderlijke verbeelding en hoe deze vaak niet begrepen wordt door volwassenen. Het sprookje verkent de tegenstelling tussen de kinderlijke logica en volwassen verstand, waarbij de rijke verbeelding van kinderen als een talent wordt getoond, terwijl volwassen pragmatiek als beperkend wordt gezien.
„Linguïstische analyse van het sprookje“ onthult de structuur en het doel van Andersen om door middel van eenvoudige maar doordachte taalelementen een verhaal te vertellen dat de verbeelding van een kind koestert. De keuze van woorden, zinnen, en ritmische elementen versterkt niet alleen de begrijpelijkheid voor kinderen, maar benadrukt ook de spanning tussen kinderlijk spel en volwassen redenering.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, NL |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 20.3 |
Flesch-Reading-Ease Index | 81.1 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 4.6 |
Gunning Fog Index | 6 |
Coleman–Liau Index | 8.7 |
SMOG Index | 7.7 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 3.6 |
Aantal karakters | 2.026 |
Aantal letters | 1.560 |
Aantal zinnen | 35 |
Aantal woorden | 374 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 10,69 |
Woorden met meer dan 6 letters | 36 |
Percentage lange woorden | 9.6% |
Totaal lettergrepen | 508 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,36 |
Woorden met drie lettergrepen | 21 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 5.6% |