Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
De rode schoentjes
Grimm Märchen

De rode schoentjes - Sprookje van Hans Christian Andersen

Leestijd voor kinderen: 16 min

Er was eens een klein meisje, zo fijn en zo lief, maar ’s zomers liep ze altijd op blote voeten want ze was arm, en ’s winters op grote klompen, zodat haar wreef helemaal rood werd, en dat stond verschrikkelijk.

Midden in het dorp woonde vrouw Schoenmaker, zij maakte, zo goed ze kon, van oude, rode lappen een paar schoentjes, wel heel stuntelig, maar het was goed gemeend, en die waren voor het kleine meisje. Dat meisje heette Karen.

Juist op de dag dat haar moeder werd begraven kreeg zij de rode schoentjes en had zij ze voor de eerste maal aan; dat was wel een wonderlijke manier van rouwdragen, maar ze had nu eenmaal geen andere, en zo liep ze daar met haar blote benen in de schoentjes, achter de armzalige kist.

Toen kwam daar, op dat ogenblik, een groot, oud rijtuig aan en daarin zat een statige, oude dame; ze keek naar het kleine meisje en had medelijden met haar en toen zei ze tot de dominee: „Geef mij dat kleine meisje, ik zal goed voor haar zijn!“

Karen dacht dat dit allemaal om de rode schoentjes was, maar de oude dame zei dat ze afschuwelijk waren, en ze werden verbrand. Karen zelf kreeg keurige, schone kleren aan en moest leren lezen en naaien, en de mensen zeiden dat ze lief was, maar de spiegel zei: „Je bent véél meer dan lief, je bent mooi, héél mooi!“

Op een keer reisde de koningin door het land en ze had haar dochtertje bij zich, dat was een prinses. De mensen stroomden samen voor het slot en daar was Karen ook bij; de kleine prinses stond, keurig in het wit gekleed, voor een der vensters en liet zich bekijken: ze had geen sleep en geen kroon, maar zij had prachtige, rode saffiaanleren schoentjes aan; dat waren heel wat nettere schoentjes dan die vrouw Schoenmaker voor kleine Karen had genaaid. Niets ter wereld is zó mooi als rode schoentjes!

Nu was Karen op de leeftijd gekomen om aangenomen te worden; ze kreeg nieuwe kleren, en nieuwe schoenen moest ze óók hebben. De rijke schoenmaker in de stad nam de maat van haar voetje, bij zich thuis in zijn eigen werkplaats; daar stonden grote, glazen kasten met mooie schoentjes en glanzende laarzen. Dat was een prachtig gezicht, maar de oude dame kon niet goed meer zien en daarom had ze er weinig aan; tussen de andere schoentjes stond een paar rode, precies zoals de prinses ze had gedragen: wat waren die mooi! De schoenmaker zei dan ook dat ze eigenlijk voor een gravenkind waren maar ze hadden niet gepast.

„Dat zijn zeker lakschoentjes!“ zei de oude dame, „ze glanzen zó!“

„Ja, ze glanzen!“ zei Karen; en ze pasten precies en ze werden gekocht; maar de oude dame wist niet dat ze rood waren, want dan zou ze Karen nooit hebben toegestaan met rode schoentjes aangenomen te worden, en dat gebeurde nu.

Iedereen keek naar haar voetjes, en toen ze door de kerk naar het koorhek ging leek het haar of zelfs de oude schilderijen boven de graven, de portretten van dominees en domineesvrouwen met stijve kragen en lange, zwarte kleren, hun ogen op haar schoentjes gevestigd hielden. En alleen aan die schoentjes dacht zij toen de dominee haar de hand op het hoofd legde en haar van de heilige doop vertelde, van haar verbond met God, en dat zij nu een groot mens zou worden in Christus‘ gemeente! En het orgel speelde plechtig, de mooie kinderstemmen zongen en de oude voorzanger zong, maar Karen dacht alleen maar aan haar rode schoentjes.

’s Middags kreeg de oude dame van alle mensen te horen dat de schoentjes rood waren geweest, en zij zei dat dit lelijk was en dat zo iets niet paste; Karen moest voortaan, wanneer zij naar de kerk ging, altijd zwarte schoentjes dragen, zelfs al waren ze oud.

De volgende zondag was er communie, en Karen keek naar de zwarte schoentjes en ze keek naar de rode – en toen keek ze wéér naar de rode en ze deed de rode aan.

Het was verrukkelijk, zonnig weer; Karen en de oude dame wandelden over het pad door de korenvelden; de weg was daar wat mul.

Bij de deur van de kerk stond een oude soldaat met een kruk; hij had een wonderlijk lange baard die meer rood dan wit was, want hij was eigenlijk rood; hij boog diep en vroeg de oude dame of hij haar schoenen mocht afstoffen. Ook Karen strekte haar voetjes uit. „Kijk eens wat een fijne dansschoentjes!“ zei de soldaat. „Blijf stevig zitten wanneer jullie dansen!“ en toen sloeg hij met zijn hand op de zolen.

De oude dame gaf de soldaat een stuiver en toen ging ze met Karen de kerk in.

En alle mensen daarbinnen keken naar Karens rode schoentjes en alle schilderijen keken ernaar, en toen Karen voor het altaar knielde en de gouden kelk aan haar mond zette dacht zij alleen maar aan de rode schoentjes en het was alsof ze in de kelk rondzwommen: zij vergat haar gezang te zingen, zij vergat haar Onzevader te bidden.

Toen gingen alle mensen de kerk uit, en de oude dame stapte in haar rijtuig. Karen tilde haar voetje op om óók in te stappen, en toen zei de oude soldaat die vlak bij stond: „Kijk eens, wat een fijne dansschoentjes!“ Karen kón het niet laten, ze móést een paar danspassen maken, en toen ze eenmaal was begonnen bleven haar benen dóórdansen, het was alsof de schoentjes macht over haar gekregen hadden. Ze danste de hoek van de kerk om, ze kon het niet laten, de koetsier moest achter haar aan lopen om haar te pakken te krijgen en tilde haar in het rijtuig; maar de voetjes bleven dóórdansen, zodat ze de goede oude dame gruwelijk trapte. Eindelijk kregen ze de schoentjes uit en kwamen de benen tot rust.

Thuis werden de schoentjes in een kast gezet, maar Karen kon het niet laten ernaar te kijken.

De oude dame lag nu ziek te bed en men zei dat ze niet lang meer te leven had! Zij moest verpleegd worden en niemand kwam daar meer voor in aanmerking dan Karen.

Maar in de stad was er een groot bal, Karen had een uitnodiging gekregen; zij keek naar de oude dame die toch niet lang meer te leven had, ze keek naar de rode schoentjes, en ze vond daar niets verkeerds in – ze deed de rode schoentjes aan, dat mocht toch ook wel – maar toen ging ze naar het bal en begon te dansen.

Maar als zij naar rechts wilde dansten de schoentjes naar links, en toen zij vooruit wilde dansten de schoentjes achteruit, naar beneden de trap af, de straat door en door de stadspoort naar buiten. Dansen dééd ze en dansen móést ze, tot helemaal in het donkere bos.

Daar scheen iets tussen de bomen, ze dacht dat het de maan was, want het was een gezicht, maar het was de oude soldaat met zijn rode baard, hij zat daar te knikken en zei: „Kijk eens wat een verrukkelijke dansschoentjes!“

Toen werd ze bang en ze wilde de rode schoentjes weggooien, maar ze bleven vastzitten; ze stroopte haar kousen af, maar de schoentjes waren vastgegroeid aan haar voeten. En dansen dééd ze en dansen móést ze, over veld en wei, in regen en zonneschijn, ’s nachts en overdag; maar het afschuwelijkst was het ’s nachts.

Ze danste het kerkhof op, maar de doden daar dansten niet, die hadden heel wat beters te doen dan dansen. Zij wilde gaan zitten op het graf van de armen waar het bittere wormkruid groeit, maar er was voor haar geen rust; en toen ze al dansend bij de open kerkdeur was gekomen zag ze daar een engel in een lang, wit gewaad, met vleugels die van zijn schouders tot de aarde reikten, zijn gezicht stond streng en ernstig en in de hand hield hij een zwaard, breed en schitterend.

„Dansen moet je!“ zei hij, „dansen op je rode schoentjes, tot je bleek en koud bent! Tot je vel verdroogt als dat van een geraamte! Dansen zul je van deur tot deur, en waar er hoogmoedige ijdele kinderen wonen zal je op de deur kloppen, dat ze je horen en bang voor je worden! Dansen zal je, dansen …!“

„Genade!“ riep Karen. Maar ze hoorde niet wat de engel antwoordde, want de schoentjes droegen haar door het hek, naar buiten over het veld, over de weg en over de paden, en altijd door moest ze dansen.

Op een morgen danste ze langs een deur die ze goed kende; binnen klonk gezang, ze droegen een kist naar buiten die met bloemen was versierd. Toen wist ze dat de oude dame gestorven was, en ze meende dat ze nu door allen was verlaten en door Gods engel vervloekt.

Dansen dééd ze en dansen móést ze, dansen in de duistere nacht. De schoenen droegen haar mee over stekels en stronken en haar huid scheurde tot bloedens toe open; ze danste over de heide naar een klein, eenzaam huisje. Hier, wist ze, woonde de beul, en zij tikte met haar vinger op de ruit en zei: „Kom naar buiten! Kom naar buiten! Ik kan niet binnenkomen want ik dans!“

En de beul zei: „Je weet zeker niet wie ik ben? Ik houw slechte mensen ‚t hoofd af, en ik kan merken dat mijn bijl trilt!“

„Houw mijn hoofd niet af!“ zei Karen, „want dan kan ik niet over mijn zonden treuren! Houw mijn voeten af met de rode schoentjes!“

En toen biechtte zij haar zonde en de beul hieuw haar voeten af met de rode schoentjes; maar de schoentjes dansten met de voetjes verder over het veld het duistere bos in. En toen sneed hij houten voeten en krukken voor haar, hij leerde haar een gezang dat zondaren altijd zingen, en zij kuste de hand die gehouwen had en ging weg over de heide.

„Nu heb ik genoeg geleden om die rode schoentjes!“ zei ze. „Nu ga ik naar de kerk dat ze me zien!“ en ze spoedde zich naar de kerkdeur, maar daar dansten de rode schoentjes al voor haar uit en verschrikt keerde ze om.

De hele week door was ze bedroefd en ze huilde vele bittere tranen, maar toen het zondag werd zei ze: „Nu heb ik toch genoeg geleden en gestreden! Nu geloof ik wel dat ik net zo goed ben als menigeen, die trots in de kerk zit!“ Nauwelijks was zij vol moed op weg gegaan of daar zag ze bij het hek gekomen, de rode schoentjes weer voor zich uit dansen en weer keerde ze verschrikt om en was diep bedroefd over haar zonden.

Toen ging ze naar de pastorie en ze vroeg of ze daar in dienst mocht komen, zij zou hard werken en alles doen wat zij kon. Op loon lette ze niet, zij wilde alleen maar een dak boven het hoofd en bij goede mensen zijn. En de domineesvrouw had medelijden en nam haar in dienst. En ze werkte hard. Ze zat stil te luisteren wanneer de dominee ’s avonds hardop uit de bijbel las. Alle kleintjes hielden van haar, maar wanneer ze over mooie kleren praatten, en over eruitzien als een koningin, dan schudde ze het hoofd.

De volgende zondag gingen ze allemaal naar de kerk en ze vroegen haar of ze mee wilde, maar ze keek met betraande ogen naar haar krukken, en toen gingen de anderen op weg om Gods woord te horen. Maar zij ging alleen naar haar kamertje: het was niet groter dan dat er een bed en een stoel konden staan, en daar ging ze zitten met haar gezangboek. En terwijl ze met vrome aandacht las droeg de wind de tonen van het orgel naar haar toe, en zij hief haar betraand gezicht en zei: „O God, help mij!“

Toen scheen de zon ineens helder, en vóór haar stond de engel in het witte gewaad, die ze die nacht in de kerkdeur had gezien. Maar nu hield hij niet meer een scherp zwaard in de hand, maar een mooi-groene tak met rozen, en hij raakte met die tak de zoldering aan, die zich plotseling hoog verhief; en waar hij de zoldering raakte straalde een gouden ster, en hij raakte de muren aan die wijd uiteen gingen, en zij zag het orgel dat speelde, ze zag de oude schilderijen van dominees en domineesvrouwen, de gemeente zat in versierde stoelen en zong uit hun gezangboek.

Want de kerk was zelf tot het arme meisje gekomen in haar nauwe kamertje, óf zij was bij hen gekomen; zij zat in de bank bij de andere leden van de domineesfamilie, en toen ze hun gezang uit hadden en opkeken knikten ze en zeiden: „Dat was goed dat je kwam, Karen!“

„Het was genade!“ zei ze.

En het orgel speelde en de kinderstemmen in het koor klonken zo zuiver en zacht! De warme zonnestralen schenen helder door het venster in de bank waar Karen zat; haar hartje werd zo vol van zon en vrede en vreugde, dat het brak. En haar zieltje vloog op zonnestralen tot God, en daar was niemand die vroeg naar de rode schoentjes.

LanguagesLearn languages. Double-tap on a word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Achtergronden

Interpretaties

Tekstanalyse

„De rode schoentjes“ van Hans Christian Andersen is een sprookje dat diverse thema’s en symbolieken verkent, zoals ijdelheid, schuld en verlossing. Het verhaal volgt Karen, een arm meisje dat in de verleiding raakt door prachtige rode schoentjes, die al snel een symbool worden voor haar hoogmoed en obsessie met schoonheid.

Achtergronden en Symboliek:

Armoede en Onschuld: Karen begint als een arm, onschuldig meisje dat de rode schoentjes als een teken van luxe en schoonheid ziet. Haar armoede maakt haar vatbaar voor verlangens naar schoonheid en acceptatie, wat een algemeen menselijk verlangen vertegenwoordigt naar een betere levensstandaard.

De Rode Schoentjes: De rode schoentjes symboliseren ijdelheid en de verleiding van oppervlakkige schoonheid. In veel culturele en literaire contexten wordt de kleur rood geassocieerd met verleiding, gevaar en zonden. Voor Karen worden de schoentjes een bron van obsessie en uiteindelijk een instrument van straf.

Straf en Schuld: Karen’s voortdurende dansen tegen haar wil is een straf voor haar ijdelheid. De schoentjes hebben letterlijk de controle over haar leven, wat de destructieve aard van obsessie en ijdelheid onderstreept.

Berouw en Verlossing: Het verhaal eindigt met Karen die verlossing en vrede vindt door haar oprechte berouw. Haar wens om zich te beteren en uiteindelijk haar dood markeren een spirituele bevrijding, waarbij de engel en de kerk symbolen zijn voor goddelijke genade en verlossing.

Religieuze Symboliek: Het sprookje bevat sterke religieuze thema’s; Karen’s uiteindelijk lot en de genade die ze ontvangt, weerklinken met christelijke waarden van berouw, vergeving en de zoektocht naar spiritueel welzijn boven materiële verlangens.

De Engel: De engel die Karen ziet, fungeert als een morele rechter, een leidend figuur die haar confronteert met haar zonden en uiteindelijk haar verlossing symboliseert.

Het sprookje van Andersen toont de gevolgen van overmatige ijdelheid en de zoektocht naar oppervlakkige schoonheid, en contrasteert dit met de bevrijdende kracht van berouw en deugdzame spiritualiteit. Het zet aan tot nadenken over de ware betekenis van schoonheid en de rol van eigenwaarde en morele keuzes in het leven.

„De rode schoentjes“ van Hans Christian Andersen is een diepgaande vertelling met diverse interpretatiemogelijkheden.

Hier zijn enkele mogelijke interpretaties van dit sprookje:

Hoogmoed en IJdelheid: Het sprookje richt zich op de verleiding van materiële schoonheid en hoe dit kan leiden tot hoogmoed en ijdelheid. Karen wordt verleid door de pracht van de rode schoentjes en zet deze schoonheid boven belangrijke morele waarden, zoals respect voor de religieuze ceremonie en zorg voor anderen (zoals de oude dame).

Schuld en Boete: De ongecontroleerde dans van Karen in de schoentjes symboliseert hoe haar keuzes consequenties hebben waar ze niet aan kan ontsnappen. Dit staat symbool voor schuld en boete, waar ze uiteindelijk pas van bevrijd wordt door verliezen en lijden. Dit thema komt sterk naar voren in het gedeelte waar Karen haar voeten offert om van de verleidelijke kracht van de schoentjes verlost te worden.

Verlossing en Genade: Tegen het einde van het verhaal zoekt Karen verlossing door berouw te tonen, gehoorzame dienst aan de pastoriefamilie, en het vinden van innerlijke vrede. Het visioen van de engel en de uiteindelijke hemelse omarming illustreren het thema dat ware verlossing en innerlijke rust door genade en oprechtheid bereikt kunnen worden.

Symboliek van de Schoenen: De rode schoentjes kunnen worden geïnterpreteerd als een symbool van zonde en verlangens die de ziel in gevaar brengen. De kleur rood kan passie en verleiding symboliseren, wat leidt tot spirituele en morele valkuilen. Karen’s strijd met de schoenen helpt haar een dieper begrip te krijgen van spirituele nederigheid en de gevaren van ijdelheid.

Ouderlijk Toezicht en Opvoeding: De rol van de oude dame als opvoeder en voogd die Karen probeert te waarschuwen tegen de verleiding van de schoentjes kan gezien worden als een metafoor voor ouderlijk toezicht en begeleiding in de ontwikkeling van jonge mensen. Het negeren van deze begeleiding leidt tot Karen’s ondergang, wat de noodzaak van wijs en ethisch gedrag benadrukt.

Andersen’s „De rode schoentjes“ biedt dus een rijk palet aan menselijke ervaringen en morele lessen, variërend van de gevaren van obsessie met uiterlijke schoonheid tot de zoektocht naar verlossing door innerlijke transformatie.

De linguïstische analyse van het sprookje „De rode schoentjes“ van Hans Christian Andersen kan op verschillende niveaus worden uitgevoerd, waaronder lexicaal, syntactisch, stilistisch en thematisch.

Woordenschat: Andersen’s woordenschat in dit sprookje is rijk en vaak poëtisch. Hij gebruikt eenvoudige kinderlijk aandoende woorden zoals „klein meisje“ en „oude dame“, maar ook complexere woorden zoals „saffiaanleren schoentjes“ en „hoogmoedige ijdele kinderen“. Dit zorgt voor een balans tussen kinderlijke onschuld en volwassen thema’s.

Herhaling: Het gebruik van herhaling is kenmerkend, vooral rond het thema van de rode schoentjes. Woorden als „dansen“ en „schoentjes“ worden herhaald, wat hun belang in het verhaal benadrukt.

Zinsstructuur: Andersen varieert de lengte en complexiteit van zijn zinnen. Korte zinnen worden gebruikt om acties of beslissende momenten te benadrukken, zoals „Dansen moet je!“ Lange, samengestelde zinnen schetsen vaak de achtergrond of geven details van de scène.

Directe Rede: Er wordt veel gebruikgemaakt van directe rede, waardoor de lezer dichter bij de gedachten en gevoelens van de personages komt. Bijvoorbeeld, de woorden van de oude dame en de engel geven direct hun standpunt en karakter weer.

Symboliek: De rode schoentjes zijn een krachtig symbool in het sprookje. Ze vertegenwoordigen ijdelheid, verlangen en zonde, maar ook boetedoening en verlossing. De kleur rood verwijst naar passie, schuld en in zekere mate naar de verleiding van oppervlakkigheid.

Motieven: Herkenbare motieven zijn rouw, verleiding en boetedoening. Karen’s reis met de rode schoentjes wordt een fysieke en spirituele dans van verleiding, schuld, straf en uiteindelijk verlossing.

Toon: De toon van het sprookje is over het algemeen ernstig en soms grimmig. Er is een duidelijke morele ondertoon die afschrikwekkend en opvoedend werkt.

Moraliteit en Boetedoening: Een belangrijk thema is het conflict tussen uiterlijke schijn en innerlijke moraliteit. Karen wordt gestraft voor haar ijdelheid en verlangen naar de schoentjes, wat leidt tot een harde maar noodzakelijke les over berouw en verlossing.

Sociale Klassen en Armoede: Het sprookje adresseert subtiel kwesties van sociale klassen. Karen begint als een arm meisje en ervaart een ander leven onder de hoede van de oude dame, maar haar sociale klimaat en materiële wensen blijven deel van haar strijd.

Religie en Schuld: Religieuze elementen spelen een grote rol, symbolisch weergegeven door de kerk, de engel, en referenties naar God en het Onzevader. Karen’s reis kan gezien worden als een spirituele pelgrimstocht, gericht op zuivering en de zoektocht naar goddelijke genade.

Al met al toont „De rode schoentjes“ de krachtige combinatie van Anderens literaire stijl en de structurele en thematische rijkdom van zijn sprookjes. Het is een complex verhaal dat zowel jonge als volwassen lezers aanspreekt met zijn universele lessen en diepgravende symboliek.


Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
VertalingenDE, EN, DA, ES, IT, NL
Leesbaarheidsindex door Björnsson36.9
Flesch-Reading-Ease Index67.3
Flesch–Kincaid Grade-Level9.7
Gunning Fog Index11.6
Coleman–Liau Index9.1
SMOG Index9.9
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex10.2
Aantal karakters11.879
Aantal letters9.304
Aantal zinnen94
Aantal woorden2.200
Gemiddeld aantal woorden per zin23,40
Woorden met meer dan 6 letters296
Percentage lange woorden13.5%
Totaal lettergrepen3.010
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,37
Woorden met drie lettergrepen128
Percentage woorden met drie lettergrepen5.8%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2025 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch