Leestijd voor kinderen: 2 min
Het meiske van Brakel ging eens naar de kapel van Sint Anna, aan de voet van de Hunnenberg, en omdat ze graag een man wou hebben en ook dacht dat er verder niemand in de kapel was, zei ze dit gebed:
„O heilige Sint An,
Help me toch aan een man,
U kent hem wel:
Hij woont aan de Suttemerpoort,
en heet witte Koert,
U kent hem wel.“
Maar de koster stond achter het altaar en hoorde het, en hij riep met een heel hoog stemmetje: „Je krijgt ‚m niet, je krijgt ‚m niet!“ Maar dat meisje meende, dat het Mariakindje, dat bij de heilige moeder Anna stond, haar dat had toegeroepen, en ze werd heel boos en riep: „Papperlepap, jij dom guitje, hou je snuitje en laat je moeder praten!“

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
Het sprookje „Het meisje van Brakel“ is een van de vele verhalen verzameld door de Gebroeders Grimm. Dit specifieke verhaal illustreert de volksgeloven en tradities rondom gebeden en heiligenverering.
In het verhaal gaat een meisje bidden in de kapel voor Sint Anna, hopend op een huwelijk met een zekere „witte Koert“ die aan de Suttemerpoort woont. De humoristische wending komt wanneer de koster, die stiekem meeluistert achter het altaar, haar hoopt te ontmoedigen door te roepen dat ze haar wens niet zal krijgen. Het meisje, in de veronderstelling dat het Mariakindje iets tegen haar zegt, reageert verontwaardigd en instrueert het ‚kindje‘ om stil te zijn en zijn ‚moeder‘ te laten spreken.
Dit verhaal heeft kenmerken van volksvertellingen waarin heiligen vaak in een directe, bijna alledaagse relatie met mensen staan, en laat zien hoe humor een rol speelt in religieuze praktijken. Het maakt ook gebruik van rijm en herhaling, zoals vaak het geval is in mondeling overgeleverde sprookjes.
„Het meisje van Brakel“ is een interessant sprookje van de Gebroeders Grimm dat verschillende lagen van interpretatie kan bevatten. Hier zijn enkele mogelijke interpretaties:
Het menselijke vs. het goddelijke: Het verhaal begint met een meisje dat een gebed opzegt in de hoop dat de heilige Sint Anna haar zal helpen een echtgenoot te vinden. Dit laat zien hoe mensen afhankelijk zijn van hogere machten voor hun persoonlijke wensen en verlangens. Het contrast tussen het heilige en het profane komt ook naar voren wanneer de koster haar pleidooi afwijst, wat op satirische wijze de kloof tussen menselijke verlangens en goddelijke tussenkomst benadrukt.
Misverstanden en menselijke tekortkomingen: Het verhaal speelt met het idee van misverstanden. Het meisje denkt dat het Mariakindje haar antwoorden, terwijl het in feite de koster is. Dit kan de menselijke neiging benadrukken om tekens en signalen verkeerd te interpreteren, vooral wanneer we emotioneel betrokken zijn bij het resultaat.
Sociale normen en tradities: Het sprookje legt de nadruk op de sociale normen en verwachtingen rond het huwelijk. Het meisje volgt een specifieke gewoonte om naar de kapel te gaan en haar wens in gebed te uiten, wat de traditionele wegen symboliseert die mensen vroeger gingen om hun levensdoelen te bereiken.
Empowerment en verzet: Ondanks dat ze geloofde dat ze werd afgewezen door een heilig figuur, toont het meisje verzet en zelfvertrouwen door het Mariakindje te berispen. Deze reactie kan worden gezien als een daad van empowerment, waarbij ze een actieve rol inneemt door het bevel niet zomaar te accepteren.
Humor en spot: Het verhaal bevat een humoristisch element doordat de koster, een man die zorgt voor de kapel, besluit te spelen met de emoties van het meisje. De combinatie van de naïviteit van het meisje en de stoutmoedigheid van de koster levert een situationele komedie op die de lezer kan amuseren.
Elk van deze interpretaties biedt een andere kijk op de morele en thematische lagen van dit korte sprookje.
De linguïstische analyse van het sprookje „Het meisje van Brakel“ door de Gebroeders Grimm omvat verschillende aspecten op fonologisch, morfologisch, syntactisch en pragmatisch niveau. Hier is een beknopte analyse:
–
Klankpatronen: Het sprookje bevat een bepaalde muzikaliteit en ritme, vooral merkbaar in het gebed dat het meisje opzegt. De rijmpatronen („man“ – „An“, „poort“ – „Koert“) versterken de klankherhaling en dragen bij aan de narratieve vloeiendheid.
Woorden en structuren: Het gebruik van verkleinwoorden zoals „meiske“ is typisch voor de vertelstijl van volkssprookjes en geeft een gevoel van vertedering of kleinheid.
Werkwoordsvervoegingen: Eenvoudige verleden tijden zoals „ging“, „wou“ en „zei“ worden gebruikt. Dit is kenmerkend voor traditionele verhalen, die vaak in de verleden tijd worden verteld.
Zinsstructuren: De zinnen zijn overwegend kort en eenvoudig, wat gebruikelijk is in mondelinge vertelvormen. Dit maakt het verhaal toegankelijker en gemakkelijker te volgen.
Directe en indirecte rede: Er is gebruik van directe rede, wat levendigheid aan het verhaal toevoegt. De directe citaten van het meisje en de ’stem‘ van de koster zorgen voor een dramatisch effect.
Context en interpretatie: Het sprookje speelt met verwachting en ironie. Het meisje verwacht inmenging van een heilige, maar wordt verrast door de koster. Dit geeft inzicht in de culturele context van geloof en bijgeloof.
Humor en ironie: De reactie van het meisje op de vermeende woorden van het Mariakindje (de koster) is ironisch en humoristisch. De uitdrukking „Papperlepap, jij dom guitje“ toont de directe en ongepolijste manier van spreken die typisch is voor volkssprookjes.
Taalbetekenis en symboliek: De herhaling van „U kent hem wel“ benadrukt de persoonlijke relatie en missie van het gebed. Het belang van naamgeving (witte Koert) wijst op de cultuur waarin namen en herkenning centraal staan voor identiteit en verbinding.
Door deze analyse wordt duidelijk hoe de structuur en het taalgebruik in „Het meisje van Brakel“ bijdragen aan de vertelstijl en het culturele en humoristische aspect van het verhaal.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 139 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 1476A |
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, FR, PT, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 33.8 |
Flesch-Reading-Ease Index | 68.5 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 10.2 |
Gunning Fog Index | 11.1 |
Coleman–Liau Index | 7.4 |
SMOG Index | 9.5 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 10.2 |
Aantal karakters | 689 |
Aantal letters | 516 |
Aantal zinnen | 5 |
Aantal woorden | 131 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 26,20 |
Woorden met meer dan 6 letters | 10 |
Percentage lange woorden | 7.6% |
Totaal lettergrepen | 173 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,32 |
Woorden met drie lettergrepen | 6 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 4.6% |