Leestijd voor kinderen: 17 min
Attentie: Dit is een eng verhaal.
Een molenaar was gaandeweg tot armoe vervallen. Hij had niets meer dan zijn molen en nog een grote appelboom die erachter stond. Op een keer was hij naar het bos gegaan om hout te halen. Daar trad een oude man op hem toe. Hij had hem nog nooit gezien. Hij zei: „Wat sjouw je toch met dat hout; laat mij je tot een rijk man maken, wanneer je mij maar geeft, wat achter je molen staat.“ – „Wat kan dat anders zijn dan de appelboom?“ dacht de molenaar en zei „ja“ en bezegelde zijn belofte op schrift.

Maar de vreemde man lachte spottend en zei: „Na drie jaar zal ik komen afhalen, wat je me beloofd hebt“ en hij verdween.
De molenaar ging naar huis en toen hij bij de molen kwam, trad zijn vrouw naar buiten en zei: „Zeg eens, hoe komt er opeens zoveel rijkdom in huis? Alle kisten en kasten zijn plotseling vol, niemand heeft het gebracht, en ik weet niet hoe het gekomen is.“ Hij antwoordde: „Dat komt door een vreemde, oude man; ik heb hem in ‚t bos ontmoet en hij heeft mij rijkdom en schatten beloofd; en ik heb hem moeten beloven, wat er achter de molen stond: de grote appelboom kunnen we echt wel geven.“
„Ach man!“ zei de vrouw verschrikt, „dat is de duivel geweest; het was niet de appelboom die hij bedoelde, maar onze dochter, die stond achter de molen om het erf aan te vegen.“
Het jonge molenarinnetje was een mooi en ook vroom meisje, en ze leefde die drie jaar terwijl ze van God hield zonder zonden. Maar toen de tijd om was en de dag kwam, waarop de boze haar zou halen, toen waste ze zich schoon en maakte een kring van krijt om zich heen. De duivel verscheen al heel vroeg, maar hij kon haar niet benaderen. Boos zei hij tegen de molenaar: „Neem alle water bij haar weg, zodat ze zich niet meer kan wassen, want anders heb ik geen macht over haar.“
De molenaar werd bang en deed wat de duivel hem zei. De volgende morgen kwam de duivel terug, maar ze had op haar handen geschreid, en die waren heel schoon. Hij kon haar dus niet naderen en zei woedend tegen de molenaar:
„Hak dan haar handen af, anders kan ik niets beginnen.“
De molenaar schrok erg. Hij antwoordde: „Hoe kan ik mijn eigen kind de handen afhakken!“ Toen bedreigde de boze hem en zei: „Als je het niet doet, verval je zelf in mijn macht, en dan zal ik jezelf meenemen.“ De vader werd angstig en beloofde gehoorzaamheid. Hij ging naar het meisje toe en zei:
„Mijn lief kind, als ik je handen niet afhak, zal de duivel komen en mij meenemen. In mijn angst heb ik het hem beloofd. Vergeef het mij en help me in mijn nood; ik moet je iets kwaads aandoen.“ Zij antwoordde: „Lieve vader, handel met mij zoals u wilt, ik ben immers uw kind.“
En ze legde haar handen voor zich en liet ze afhakken. Voor de derde maal kwam de duivel, maar zij had zo lang en zo veel op de stompjes geschreid, dat ze weer volkomen schoon waren. Toen moest hij wijken en had alle recht op haar verloren. De molenaar zei tegen haar: „Ik heb zo’n grote rijkdom door je gewonnen, nu wil ik je je leven lang zo kostelijk mogelijk verzorgen!“ Maar zij gaf ten antwoord: „Hier kan ik niet blijven; ik moet weg; vriendelijke mensen zijn er overal en die zullen mij wel zo veel geven, als ik nodig heb.“
Toen liet ze zich de verminkte armen op de rug binden; met zonsopgang ging ze op weg en liep de hele dag door tot de nacht viel. Toen kwam zij bij een koninklijke tuin, en bij het schijnsel van de maan zag ze, dat er bomen vol prachtige vruchten in stonden, maar ze kon er niet binnengaan, want er liep een gracht omheen. En daar ze de hele dag gelopen had en niet gegeten had en ze hongerig was, dacht ze bij zichzelf: „Och, kon ik maar daar komen, om wat vruchten te eten, want ik kan niet meer.“
Toen knielde ze neer, riep God aan en begon te bidden. Opeens kwam er een engel, die de gracht droog maakte, zodat ze er door kon lopen. Nu ging ze de boomgaard in, en de engel liep naast haar. Ze zag een boom vol vruchten, heerlijke peren, maar ze waren genummerd. Ze ging er naar toe en at een peer van de boom af met haar mond; maar niet meer dan één. De tuinman zag het, maar omdat de engel er naast stond, was hij bang en hij geloofde dat het meisje een geest was; hij zweeg en durfde niet te roepen of de geest aan te spreken.
Toen ze de peer gegeten had, was haar honger gestild en ze ging weg en verschool zich in ‚t struikgewas. De koning van wie de boomgaard was, kwam de volgende morgen kijken, hij telde de peren en zag dat er één ontbrak, en hij vroeg de tuinman, wat er met die peer was: onder de boom was hij niet en hij was toch weg. Toen antwoordde de tuinman:
„De vorige nacht kwam hier een geest, zij had geen handen en at een peer en beet hem met haar mond van de boom.“ De koning sprak: „Hoe heeft die geest dan over het water kunnen komen? En waarheen is hij gegaan, nadat hij de peer had opgegeten?“ De tuinman antwoordde: „Het was iemand uit de hemel, in een sneeuwwit gewaad; hij heeft het water gekeerd, opdat de geest door de gracht kon lopen. En omdat het een engel moet zijn geweest, was ik niet bang, ik vroeg niets, en ik riep niets. Na het eten van de peer is de geest weer verdwenen.“ De koning zei: „Als het zo is, als je zegt, zal ik deze nacht hier bij je de wacht houden.“ Toen het donker werd, kwam de koning in de boomgaard en hij bracht een priester mee, die de geest toe zou spreken. Alle drie gingen ze onder de boom zitten en bleven opletten. Tegen middernacht sloop het meisje uit het struikgewas te voorschijn, liep toen naar de boom toe, en at weer een peer door hem met de mond van de boom te nemen; maar naast haar stond weer de engel in het witte gewaad.
Toen deed de priester een stap naar voren en zei: „Bent u van God gekomen of uit de wereld? Bent u een geest, of bent u een mens?“
Zij antwoordde: „Ik ben geen geest, ik ben slechts een arm mens; ik ben door een ieder verlaten, alleen niet door God.“
De koning zei: „Als je door de hele wereld verlaten bent, dan zal ik je niet alleen laten.“ En hij nam haar bij zich in het koninklijk slot, en omdat ze én mooi én vroom was, begon hij veel van haar te houden; hij liet voor haar zilveren handen maken en nam haar tot vrouw.
Een jaar later moest de koning te velde trekken; hij bracht de jonge koningin onder de hoede van zijn moeder, en zei: „Wanneer ons kind geboren wordt, bewaar en verzorg haar dan goed, en schrijf het mij dadelijk.“
– Nu kreeg ze een mooi jongetje. De oude moeder schreef hem dadelijk om het goede nieuws te berichten. De bode rustte echter onderweg aan de oever van een beek en omdat hij moe was van de lange tocht, sliep hij in. Toen kwam de duivel, die al die tijd in de nabijheid van de jonge koningin op de loer had gelegen; en hij nam de bode de brief af en verwisselde die met een andere brief en daar stond in dat de koningin een elvenkind had gekregen.
Toen de koning die brief kreeg, schrok hij geweldig en was heel bedroefd, maar toch schreef hij een brief als antwoord, dat ze de koningin goed moesten verzorgen en verplegen tot hij weer terugkwam. De bode ging met de brief terug, rustte op dezelfde plek uit en viel weer in slaap. En weer kwam de duivel, en stopte weer een andere brief in de brieventas, en daar stond in, dat ze de koningin én het kind dood moesten maken, allebei!
De oude moeder kreeg de brief en schrok verschrikkelijk, maar ze kon het niet geloven en schreef nog eens. Maar ze kreeg geen ander antwoord, want aldoor onderschepte de duivel de brief en deed er een valse voor in de plaats; en in de laatste brief stond bovendien, dat ze als bewijsstuk de tong en de ogen van de koningin moesten bewaren!
Maar de oude moeder schreide, dat er zo onschuldig bloed moest vloeien, en ze liet ’s nachts een hinde halen, en sneed daar de tong en de ogen van uit en bewaarde die. En tegen de koningin zei ze: „Ik kan je niet laten doden, zoals de koning gebiedt. Maar je kunt hier niet blijven. Ga met je kindje de wijde wereld in, en kom hier nooit weer terug.“

Ze bond haar ‚t kind op de rug, en de arme vrouw ging met betraande ogen weg. Zij kwam in een groot, woest bos, en daar ging ze op de knieën liggen en bad God; en daar kwam de engel des Heren weer en hij bracht haar naar een klein huisje, en daar zat een schild op met de woorden:
„Hier is vrij wonen.“
Uit het huisje trad een sneeuwwitte jonkvrouw, en zij zei: „Wees welkom, koningin,“ en leidde haar naar binnen. En ze nam haar het jongetje van de rug, en hield het haar aan de borst, om te drinken, en legde het dan in een mooi, fris wiegje. Toen vroeg de arme vrouw: „Hoe weet u, dat ik koningin ben geweest?“ De witte jonkvrouw antwoordde: „Ik ben een engel, en door God gezonden, om u en uw kindje te verzorgen.“
En ze bleef zeven jaren in het huisje en zij werd goed verzorgd, en door Gods genade om haar grote vroomheid groeiden haar de handen weer aan. Eindelijk kwam de koning van zijn veldtocht weer thuis, en het eerste waarnaar hij vroeg was, om vrouw en kind te zien. Toen begon de oude moeder te schreien en sprak:
„Slechte man die je bent, wat heb je mij toch geschreven, dat ik twee onschuldige zielen moest vermoorden!“
En ze liet hem de beide brieven zien, die de duivel vervalst had, en weer sprak ze: „Ik heb gedaan zoals je bevolen had,“
En ze toonde hem de bewijzen, de tong en de ogen. Toen begon de koning nog veel verdrietiger te huilen om zijn arme vrouw en zijn zoontje. Ten slotte kreeg de oude moeder medelijden en ze zei tegen hem:
„Nu, wees maar gerust. Zij leeft nog. Ik heb heimelijk een hinde laten slachten, en de bewijsstukken zijn van die hinde. Maar je vrouw heb ik ‚t kind op de rug gebonden, en ik heb haar bevolen, de wijde wereld in te gaan, en ze heeft moeten beloven, dat ze nooit meer hier zou komen, omdat jij haar niet meer verdroeg.“
Toen zei de koning: „Dan zal ik zo ver reizen als de hemel blauw is, en ik wil niet eten en niet drinken tot ik mijn eigen lieve vrouw en mijn kind heb weergevonden, als ze tenminste niet al omgekomen zijn of gestorven van honger.“
Daarop begon de koning een zwerftocht, en die duurde wel zeven jaren. Hij zocht haar op alle klippen en in rotsholen, maar hij vond haar niet en hij dacht dat zij was omgekomen. Gedurende die hele tijd at hij niet en dronk hij niet; maar God hield hem in leven. Eindelijk kwam hij in een groot bos en daar vond hij het kleine huisje met het opschrift dat luidde:
„Vrij wonen voor ieder.“
Nu kwam de witte jonkvrouw naar buiten, ze nam hem bij de hand, leidde hem naar binnen en zei: „Wees welkom, o koning!“ En zij vroeg hem waar hij vandaan kwam. Hij antwoordde: „Het is weldra zeven jaar, dat ik gezworven heb om mijn vrouw te zoeken en haar kind. Maar vinden kan ik hen niet.“
De engel bood hem eten en drinken, maar hij weigerde; hij wilde alleen maar wat rusten. Toen legde hij zich ter ruste en dekte zijn gezicht af met een doek. Nu ging de engel naar het slaapvertrek, waar de koningin met haar zoontje lag; zij noemde hem meestal Smartekind. En zij sprak tot haar: „Sta op met uw kind, uw heer is gekomen.“ Zij ging naar de plek waar hij lag; en de doek viel van zijn gezicht. Daarop sprak zij: „Smartekind, raap die doek voor je vader op en dek er zijn gezicht weer mee.“
Het kind raapte de doek op en legde die weer over zijn gezicht. De koning hoorde het tussen waken en dromen en liet de doek nog eens vallen. Het jongetje werd ongeduldig en zei: „Lieve moeder, hoe kan ik nu mijn vaders gezicht toedekken, ik heb immers geen vader op deze wereld? Ik heb leren bidden: Onze Vader die in de hemelen is en toen hebt u gezegd, mijn vader was in de hemel en dat was God zelf, en hoe zou ik zo’n beangstigende man kennen? Dat is mijn vader niet.“
Toen de koning dat hoorde, sloeg hij de ogen op en vroeg, wie zij was. Zij antwoordde: „Ik ben uw vrouw, en dit is uw zoontje Smartekind.“ Hij zag nu dat zij werkelijke, levende handen had, en hij zei: „Mijn vrouw had zilveren handen.“ Zij antwoordde: „Mijn eigen handen dank ik aan de genade van God.“
Nu ging de engel naar de slaapkamer, haalde de zilveren handen en liet ze zien. Nu zag hij pas dat het werkelijk zijn eigen lieve vrouw was en zijn eigen kind. En hij kuste haar en was verheugd en sprak: „Een zware steen is mij van ‚t hart gewenteld.“ Toen gaf Gods engel hun nog eenmaal te eten, en dan gingen ze naar huis terug naar zijn eigen oude moeder. Nu was er overal grote vreugde, en de koning en de koningin hielden nog eens bruiloft en leefden gelukkig tot hun zalig einde.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„Het meisje zonder handen“ is een fascinerend sprookje van de Gebroeders Grimm, dat thematisch rijk is en vele lagen van interpretatie en symboliek biedt. Hier zijn enkele achtergronden en mogelijke interpretaties van het verhaal:
Symboliek van het verliezen en verkrijgen van handen: De handen van de molenaarsdochter worden afgehakt om haar onschuld en vroomheid te beschermen tegen het kwaad. Het verliezen van de handen kan worden gezien als het verlies van macht en controle, maar ook als een daad van ultieme opoffering en overgave. Dat haar handen uiteindelijk door God worden hersteld, symboliseert verlossing en wederopstanding.
De rol van de duivel: De duivel in dit verhaal is de belichaming van bedrog en kwaad. Hij bedriegt de molenaar met een schijnbaar onschuldige ruil, en manipuleert later de communicatie tussen de koning en zijn moeder om verder kwaad te zaaien. Dit reflecteert de alomtegenwoordige dreiging van kwaad en verleiding in de wereld.
De kracht van vroomheid en onschuld: De molenaarsdochter is een toonbeeld van zuiverheid en geloof. Door haar vroomheid en onschuld kan de duivel haar niet aanraken, wat haar beschermt tegen zijn kwaad. Dit benadrukt de traditionele boodschap dat ware vroomheid krachtiger is dan alle kwaad.
Rol van de engel: De engel vertegenwoordigt goddelijke interventie en bescherming. Door de hulp van de engel weet de molenaarsdochter te overleven en te gedijen, zelfs in de moeilijkste omstandigheden. De engel is een symbool van hoop en goddelijke genade.
De reis en beproeving van de koning: De zoektocht van de koning naar zijn vrouw en kind kan worden gezien als een reis van berouw en zelfontdekking. Zijn weigering om te eten of drinken totdat hij zijn geliefden vindt, benadrukt zijn toewijding en liefde.
Motief van vervanging en transformatie: De transformatie van de zilveren handen naar echte handen vertegenwoordigt een proces van innerlijke verandering en groei. Het wordt geïmpliceerd dat dergelijke mirakels mogelijk zijn door oprechte vroomheid en goddelijke genade.
Het sprookje is een diepgaande reflectie op menselijke zwakheid, boetedoening, verlossing en de kracht van onschuld. Het biedt lezers inzicht in de waarden en geloofssystemen die diep geworteld zijn in de Europese volksoverlevering.
„Het meisje zonder handen“ is een van de minder bekende maar krachtige sprookjes van de Gebroeders Grimm, dat diverse thema’s als verraad, opoffering, vroomheid en uiteindelijke verlossing verkent. Hieronder verken ik verschillende interpretaties van dit sprookje:
Religieuze en morele invalshoek: Het sprookje benadrukt de kracht van vroomheid en geloof. Het meisje blijft onwankelbaar loyaal en gelovig, ondanks de verschrikkelijke beproevingen die ze moet doorstaan. Haar onschuld en oprechte geloof beschermen haar tegen de duivel, wat een sterke morele boodschap bevat over de kracht van zuiver geloof en deugzaamheid.
Symboliek van offer en verlossing: De verminking die het meisje ondergaat, symboliseert een ultiem offer en de zwaarste vorm van beproeving. Haar herstel, het terugkrijgen van haar handen door goddelijke interventie, kan worden gezien als een symbool voor verlossing en de beloning van onwrikbaar vertrouwen en geduld.
Familie en verraad: De rol van de vader, die zijn dochter letterlijk verloochent aan de duivel door onwetendheid en zwakte, kan als een kritiek worden gezien op ouderlijke zwakte en de gevolgen daarvan. Het sprookje verkent diepgaande gevoelens van verraad binnen het gezin, en de soms destructieve beslissingen die uit wanhoop voortkomen.
Individuele reis en zelfontdekking: Het meisje’s vlucht uit huis en haar latere ontmoeting met de koning kan worden geïnterpreteerd als haar reis naar zelfontdekking en onafhankelijkheid. Haar ervaringen maken haar sterker en ze leert uiteindelijk dat haar identiteit niet bepaald wordt door haar handicap maar door haar innerlijke kracht en karakter.
Rolverdeling geslachten: Het sprookje bevat traditionele genderrollen maar verstopt ook een subtiele kritiek daarop. Hoewel het meisje aanvankelijk slachtoffer is van de beslissingen van de mannen om haar heen (haar vader en de duivel), neemt ze uiteindelijk regie over haar eigen leven door weg te gaan en haar lot in eigen handen te nemen, zelfs zonder handen.
De macht van liefde en vergeving: De uiteindelijke verzoening tussen de koning en de koningin toont de vergevende kracht van liefde. Despite the trials and the manipulation by an external evil force (the devil), their relationship withstands the test of time and turmoil, suggesting that true love can overcome even the darkest of trials.
In al deze interpretaties blijft „Het meisje zonder handen“ een diep en gelaagd sprookje dat de lezer uitdaagt na te denken over de aard van opoffering, geloof, en veerkracht. Het verhaal eindigt met een sterke boodschap van hoop en herstel, die benadrukt dat zelfs de zwaarste ongelukken kunnen worden overwonnen met innerlijke kracht en geloof.
„Linguïstische analyse van het sprookje ‚Het meisje zonder handen‘ van de Gebroeders Grimm“
Het sprookje „Het meisje zonder handen“ toont elementen van traditionele sprookjesstructuren en maakt gebruik van verschillende linguïstische technieken die kenmerkend zijn voor de verhalen van de Gebroeders Grimm. In deze analyse bespreken we enkele opvallende taalkundige en stilistische kenmerken van het sprookje.
Narratieve structuur en herhaling:
Het verhaal volgt een klassieke narratieve structuur met elementen zoals het vertrek, de beproeving en de uiteindelijke terugkeer. Herhaling is een veelvoorkomend stijlmiddel in dit verhaal. Bijvoorbeeld, de drie ontmoetingen met de duivel waar telkens een deel van de macht van de duivel over het meisje afneemt. Daarnaast zien we herhalingen in de reizen van de personen (bijvoorbeeld de koning die zeven jaar zwerft op zoek naar zijn vrouw), wat een ritmisch en voorspelbaar patroon creëert dat vaak voorkomt in sprookjes om de spanning op te bouwen en de structuur te versterken.
Symboliek:
Het sprookje is rijk aan symboliek. Het meisje zonder handen dat uiteindelijk handen van vlees terugkrijgt, kan worden gezien als een symbool voor wedergeboorte en genade. De appelboom wordt aanvankelijk gezien als een symbool van vruchtbaarheid en overvloed, maar verandert al snel in een symbool van misleiding en verlies. Ook zijn de wil van de koningin om te vertrekken en de uiteindelijke hereniging met de koning symbolen van persoonlijke groei en liefde die overwint.
Machtsdynamiek en rollen:
De machtsverhoudingen in het verhaal zijn belangrijk om op te merken. Het meisje lijkt aanvankelijk machteloos, maar door haar vroomheid en zuiverheid verkrijgt ze uiteindelijk kracht en autonomie. De duivel als antagonist vertegenwoordigt het kwaad dat getemperd wordt door vroomheid en deugdzame handelingen. De rol van de vader, die ondanks zijn liefde voor zijn dochter toegeeft aan de druk van de duivel, laat zien hoe macht en angst morele keuzes kunnen beïnvloeden.
Gebruik van dialoog:
Dialogen in het sprookje worden gebruikt om de interactie tussen karakters te tonen en belangrijke wendingen in het verhaal te markeren. Dialogen laten keuzes zien en onthullen de innerlijke strijd van karakters, bijvoorbeeld wanneer de molenaar zijn dilemma deelt met zijn dochter. Ze dragen bij aan het dramatische karakter en de voortgang van het verhaal.
Stijl en taalgebruik:
De vertelling maakt gebruik van een archaïsche en plechtige stijl, wat kenmerkend is voor sprookjes. Dit is te zien in de uitgebreide beschrijvingen en de gebruikelijke aanspreekvormen zoals ‚Lieve vader‘ en ‚Ach man!‘. De taal is eenvoudig maar effectief in het overbrengen van emoties en morele lessen, wat kenmerkend is voor de didactische aard van sprookjes.
Thematiek en moraal:
De thematische elementen zoals zuiverheid, boetedoening, loyaliteit en uiteindelijke verlossing, zijn diep verweven in het sprookje. De morele les die eruit kan worden gehaald, draait om de overwinning van deugd over kwaad, het belang van trouw en standvastigheid, en de hoop dat rechtvaardigheid uiteindelijk zal zegevieren.
In conclusie, ‚Het meisje zonder handen‘ toont een complex samenspel van narratieve elementen, symboliek en stijl, dat het sprookje zowel meeslepend als betekenisvol maakt. Door gebruik te maken van herkenbare sprookjesstructuren en stilistische devices, hebben de Gebroeders Grimm een verhaal gecreëerd dat de tand des tijds doorstaat.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 31 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 706 |
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, FR, PT, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 30.5 |
Flesch-Reading-Ease Index | 72.4 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 7.9 |
Gunning Fog Index | 10.3 |
Coleman–Liau Index | 7.9 |
SMOG Index | 9.8 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 7.1 |
Aantal karakters | 12.361 |
Aantal letters | 9.531 |
Aantal zinnen | 124 |
Aantal woorden | 2.365 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 19,07 |
Woorden met meer dan 6 letters | 271 |
Percentage lange woorden | 11.5% |
Totaal lettergrepen | 3.216 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,36 |
Woorden met drie lettergrepen | 163 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 6.9% |