Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
Sterke Hans
Grimm Märchen

Sterke Hans - Sprookje van de Gebroeders Grimm

Leestijd voor kinderen: 19 min

Er waren eens een man en een vrouw, ze hadden maar één kind en ze woonden in een zijdal helemaal alleen.

Eens op een keer ging de vrouw naar het bos, om dennenhout te sprokkelen, en ze nam de kleine Hans, die toen twee jaar was, mee. Het was juist lente en het kind had veel plezier in de bonte bloemen, en ze ging steeds verder met hem ‚t bos in.

Plotseling sprongen er uit het struikgewas twee rovers, ze namen moeder en kind allebei mee en voerden hen diep in ‚t bos, waar jaar in jaar uit geen sterveling kwam. De arme vrouw smeekte de rovers, haar met haar kind te laten gaan, maar de rovers hadden een hart van steen: ze luisterden niet naar haar bidden en smeken en dwongen haar, verder te gaan. Nadat ze zich twee uur lang een weg hadden moeten banen door de doornstruiken, kwamen zij bij een rots, en daarin was een deur; de rovers klopten daar aan en meteen ging de deur open. Nu moesten ze door een lange donkere gang, eindelijk kwamen ze in een groot hol, en dat was verlicht door een groot vuur, dat in de haard brandde. Zwaarden hingen aan de wand, en sabels en ander moordtuig; ze blonken in het licht van de vlammen en in ‚t midden van het hol stond een zwarte tafel, daar zaten vier rovers aan te spelen, en aan het hoofdeind zat de roverhoofdman. Toen hij de vrouw zag komen, kwam hij naar haar toe, sprak haar aan en zei, dat ze maar kalm moest zijn en geen angst hebben, ze zouden haar niets doen, maar ze moest hier het huishouden doen en als ze alles schoon hield, zou ze het niet slecht hebben. Ze gaven haar wat te eten en ze wezen haar een bed, waar zij met haar kind zou kunnen slapen.

Lange jaren bleef de vrouw bij de rovers en Hans werd groot en sterk. De moeder vertelde hem verhalen en leerde hem lezen uit een oud boek vol ridderverhalen dat in het hol lag. Toen Hans negen was, maakte hij van een dennetak een sterke knuppel, en verstopte die achter het bed, toen ging hij naar zijn moeder toe en zei: „Lieve moeder, u moet me nu zeggen, wie mijn vader is, ik moet en zal het weten.“ De moeder zweeg, ze wilde het hem niet zeggen, zodat hij geen heimwee zou krijgen; ze wist ook wel, dat de boze rovers Hans toch niet zouden laten gaan; maar bijna brak haar het hart, omdat Hans zijn vader nooit zou zien. ’s Nachts, toen de rovers van hun rooftocht thuiskwamen, haalde Hans zijn knuppel te voorschijn, ging voor de roverhoofdman staan en zei: „Nu wil ik weten, wie mijn vader is, en als u het mij niet meteen zegt, dan sla ik u neer.“

Toen begon de hoofdman te lachen en gaf Hans zo’n draai om zijn oren, dat hij onder de tafel rolde. Hans krabbelde weer overeind, zweeg, en dacht: „Ik zal nog een jaar wachten, dan zal ik het nog eens proberen; misschien gaat het dan beter.“ Na een jaar haalde hij zijn knuppel weer te voorschijn, veegde er het stof af, bekeek hem nauwkeurig, en zei: „Het is een flinke, stevige knuppel.“ ’s Nachts kwamen de rovers thuis, dronken wijn – de ene kruik na de andere – en toen begonnen ze te knikkebollen. Nu ging Hans zijn knuppel halen, ging weer voor de roverhoofdman staan en vroeg hem, wie zijn vader was. Weer gaf de hoofdman hem zo’n stevige slag om zijn oren, dat Hans onder tafel rolde, maar nu duurde het niet lang meer of hij kwam er weer boven uit, en hij sloeg met zijn knuppel op de hoofdman en op de rovers, zodat ze hun armen en benen niet meer konden verroeren. De moeder stond in een hoek, vol bewondering voor de dapperheid en de kracht van haar jongen. Toen Hans hiermee klaar was, ging hij naar zijn moeder toe en zei: „Nu is het me ernst geworden; maar nu moet ik ook weten wie mijn vader is.“ – „Lieve Hans,“ antwoordde de moeder. „Kom maar mee, we zullen weggaan en hem zoeken tot we hem vinden.“ Ze ontnam de roverhoofdman de sleutel van de voordeur, Hans haalde en grote meelzak, hij pakte goud, zilver en wat hij verder nog aan kostbaarheden vond, bij elkaar en nam dan de zak op zijn rug. Ze verlieten het hol, maar wat die Hans een ogen opzette, toen hij uit de duisternis kwam en het daglicht zag en het groene bos, de bloemen en de vogels, en de morgenzon aan de hemel ontdekte. Hij stond er maar en keek naar alles of hij niet goed bij zijn verstand was. De moeder zocht de weg naar huis, en toen ze een paar uur gelopen hadden, bereikten ze gelukkig hun eenzaam dal en haar huisje.

De vader zat voor de deur, hij schreide vreugdetranen, toen hij zijn vrouw herkende en hoorde, dat Hans zijn zoon was, want hij had hen allebei lang voor dood gehouden. Maar al was Hans pas twaalf jaar, hij was toch een hoofd groter dan zijn vader. Ze gingen samen het kamertje in, maar nauwelijks had Hans zijn zak op de kachelbank gezet, of het hele huisje begon te kraken, de bank brak en toen ook de vloer, en de zware zak kwam terecht in de kelder. „De hemel behoede ons!“ zei de vader, „wat gebeurt daar? Nu heb je ons huisje kapot gemaakt.“ – „Krijg daar maar geen grijze haren van, vaderlief,“ antwoordde Hans, „in die zak zit meer, dan voor een heel nieuw huis nodig is.“ En vader en Hans begonnen dan ook meteen een nieuw huis te bouwen, vee te verhandelen en land te kopen en te bebouwen. Hans bebouwde de akkers en als hij achter de ploeg ging en hem in de aarde schoof, dan hoefden de stieren haast niet te trekken.

De volgende lente zei Hans: „Vader, houd u al het geld, maar laat mij een wandelstaf maken die een centenaar weegt, dan kan ik gaan reizen.“ Toen de wandelstaf klaar was, verliet Hans het huis van zijn vader, trok weg, en kwam in een diep, donker bos. Daar hoorde hij wat knetteren en knirpen, en hij keek om zich heen, en zag een dennenboom, die van boven tot beneden gedraaid werd als een touw; en toen hij z’n blikken omhoog richtte, zag hij een grote kerel, en die had de boom gepakt en draaide hem om en om als een wilgenteen. „He!“ riep Hans, „wat doe je daarboven?“ De man zei: „Ik heb gisteren takkenbossen verzameld en daar wilde ik een flink touw voor hebben.“ – „Nu dat bevalt me,“ zei Hans, „dat is een sterke kerel!“ en hij riep hem toe: „Zo, dat is goed, kom liever met mij mee.“ De man klom naar beneden, hij was een hoofd groter dan Hans, en die was toch ook niet klein. „Voortaan noem ik jou Dennendraaier,“ zei Hans tegen hem.

Daarop gingen ze verder, en ze hoorden geklop en gehamer; zó sterk, dat bij iedere slag de grond beefde. Kort daarna kwamen ze bij een geweldige rots, daar stond een reus voor, en sloeg er met de vuist grote stukken af. Toen Hans vroeg, wat hij van plan was, antwoordde hij: „Als ik ’s nachts wil slapen, komen er beren en wolven en ander ontuig van dat soort, ze ruiken en snuffelen aan me en laten me niet met rust en nu wil ik een huis gaan bouwen om erin te liggen, dan heb ik rust.“ – „Kijk eens aan,“ dacht Hans, „die zou je ook nog wel kunnen gebruiken,“ en hij zei tot hem: „Laat dat huizenbouwen nu maar, en ga met ons mee, je zult de rotsenklopper heten.“ Hij stemde toe, en ze gingen alle drie het bos door, en waar ze kwamen, daar schrokken de wilde dieren en liepen weg.

’s Avonds kwamen ze in een oud, vervallen slot, stegen de trap op en gingen in de zaal slapen. De volgende morgen ging Hans naar beneden, de tuin in, die was helemaal verwilderd en stond vol dorens en struiken. En terwijl hij daar zo liep, stoof een wild zwijn op hem af; maar met z’n staf gaf hij hem zo’n slag, dat hij meteen neerviel. Dan nam hij het zwijn op zijn schouders en droeg het naar boven, ze staken het aan ‚t spit en maakten er een heerlijk stuk wild van en ze waren bijzonder opgewekt. Nu spraken ze af, dat iedere dag, ieder op z’n beurt er twee op jacht moesten gaan en één thuisblijven om te koken, negen pond vlees voor ieder. De eerste dag bleef de dennendraaier thuis, en Hans en de rotsenklopper gingen op jacht. Terwijl de dennendraaier bezig was met koken, kwam er een klein oud, ingeschrompeld mannetje bij hem op ‚t slot en vroeg vlees. „Pak je weg, kleine huichelaar,“ antwoordde hij, „jij hebt geen vlees nodig.“

Maar hoe verbaasd was de dennendraaier toen het kleine, nietige ventje naar hem opsprong en met z’n vuistjes zo op hem lossloeg, dat hij zich niet verweren kon en viel, snakkend naar adem. Het ventje ging niet weg voor hij de volle laag van zijn woede op hem had botgevierd. Maar toen de twee anderen van de jacht kwamen, sprak de dennendraaier geen woord over de slagen die hij had opgelopen, maar hij dacht: „Als het hun beurt is van thuisblijven, dan kunnen ze van die kleine kribbekat ook plezier beleven,“ en de gedachte alleen stemde hem al plezierig. De volgende dag was het de beurt van de rotsenklopper om thuis te blijven, en het ging hem net zo als de dennendraaier: hij werd lelijk toegetakeld door het kereltje, omdat hij hem geen vlees had willen geven.

Toen de anderen ’s avonds thuis kwamen, kon de dennendraaier het wel aan hem zien, wat er gebeurd was, maar ze kikten er geen van beiden een woord over en ze dachten: „Van dat soepje moet Hans ook maar eens proeven.“ Hans, die de volgende dag thuis moest blijven, deed z’n werk in de keuken, zoals het moest, en toen hij juist de soepketel stond af te boenen, kwam het mannetje en eiste zonder omwegen een stuk vlees. Toen dacht Hans: „Het is een arme drommel, ik zal hem wat geven van mijn portie, als de anderen maar niet te kort komen,“ en hij reikte hem een stuk vlees. De dwerg at het op, en wilde toen weer vlees hebben, en de goedmoedige Hans gaf het hem en zei, hier was nog een mooi stuk, daar moest hij nu tevreden mee zijn. Maar de dwerg eiste voor de derde keer vlees. „Je wordt onbeschaamd,“ zei Hans en gaf hem niets meer.

Toen wilde de lelijke dwerg op hem springen en hem een pak geven als de dennendraaier en de rotsenklopper hadden gehad, maar nu kwam hij van een koude kermis thuis. Zonder enige moeite gaf Hans hem een paar klappen, zodat hij de slottrap aftuimelde. Hans wou hem na, maar hij viel, zo lang als hij was, over hem heen. Toen hij opgestaan was, had de dwerg een voorsprong. Hans vloog hem na tot in het bos, en hij zag dat hij in een hol verdween. Nu ging Hans weer naar huis, maar hij had de plek in z’n geheugen geprent.

Toen de twee anderen thuis kwamen, waren ze wel verbaasd, Hans zo vrolijk aan te treffen. Hij vertelde hun een uitvoerig relaas van wat er gebeurd was, en toen verzwegen ze niet langer wat hun was overkomen. Hans lachte en zei: „Het was toch wel in orde: waarom zijn jullie zo gierig geweest op het vlees; maar een schande is het dat jullie grote kerels je door zo’n dwerg hebben laten aframmelen.“ Ze namen toen een mand en een touw en gingen alle drie samen naar het hol in de rots, waar de dwerg heengevlucht was, en ze lieten Hans met z’n staf in de mand naar beneden. Hans kwam op de grond, vond een deur, en toen hij die opendeed, zat daar een allerbeeldigst meisje, nee maar zó mooi, dat ‚t niet te zeggen is, en naast haar zat de dwerg en grijnsde naar Hans als een meerkat. Maar zij was geketend en keek hem zo droevig aan, dat Hans een geweldig medelijden kreeg en dacht: „Je moet haar uit de klauwen van die lelijke dwerg verlossen,“ en hij gaf hem zo’n stoot met zijn staf dat hij dood neerzonk. Meteen viel de ketenen van het meisje af, en Hans was als betoverd door haar schoonheid. Ze vertelde hem dat ze een prinses was, een woeste graaf had haar uit haar ouderlijk huis geroofd, en hier in de rotsen opgesloten; omdat ze niets van hem had willen weten, maar de graaf had de dwerg als bewaker neergezet, en verdriet had hij haar genoeg aangedaan! Nu tilde Hans het meisje in de mand, en liet haar omhoog trekken. De mand kwam daarna weer naar beneden, maar Hans had geen vertrouwen in zijn beide makkers en dacht: „Ze hebben zich al valse vrienden getoond en je niets van die dwerg verteld, wie weet wat ze nu weer in hun schild voeren.“

Toen legde hij z’n staf in de mand, en dat was zijn geluk, want toen de mand halverwege was, lieten ze hem neerploffen, en als Hans er zelf in gezeten had, was hij dood geweest. Nu echter was het de vraag, hoe hij uit de diepte zou komen, maar hoe hij ook nadacht, hij wist er niets op te vinden. „Het is toch treurig,“ zei hij, „dat je hier beneden moet omkomen.“ En terwijl hij zo heen en weer liep, kwam hij weer naar het kamertje, waar het meisje had gezeten, en hij zag, dat de dwerg een ringetje aan zijn vinger had, dat glansde en schitterde. Hij trok het de dwerg van de vinger en deed het zelf aan, en toen hij de ring aan zijn vinger ronddraaide, hoorde hij opeens iets ruisen boven zijn hoofd. Hij keek omhoog en zag daar luchtgeesten zweven, die zeiden dat hij hun heer en meester was, en hem vroegen wat hij wilde. Hans was eerst half verstomd, maar toen vond hij z’n spraak terug en hij zei dat ze hem boven moesten brengen. Ogenblikkelijk werd dit bevel gehoorzaamd, en het was alsof hij opvloog. Toen hij boven was aangekomen, was er niemand meer te zien, en toen hij in ‚t slot kwam, was daar ook geen mens. De dennendraaier en de rotsenklopper waren er vandoor gegaan en ze hadden het mooie meisje met zich meegenomen.

Maar nu ging Hans zijn ring weer draaien, en toen kwamen de geesten van de lucht en zeiden hem, dat het tweetal op zee was. Nu ging Hans aan ‚t lopen, loop je niet zo heb je niet, tot hij bij het strand van de zee kwam, en daar zag hij heel, heel in de verte een klein scheepje, waarin z’n trouweloze makkers zaten. Zonder zich te bedenken, ziedend van toorn sprong hij met staf en al in ‚t water en begon te zwemmen, maar de loodzware staf trok hem voortdurend omlaag, zodat hij bijna verdronk. Op het laatste moment draaide hij nog de ring, en meteen kwamen de geesten van de lucht en droegen hem bliksemsnel op het scheepje. Daar zwaaide hij z’n staf, gaf de kwade vrienden hun verdiende loon en wierp hen in zee, en toen roeide hij weg met het mooie meisje, dat in de grootste angst had gezeten. Hij had haar nu voor de tweede maal bevrijd, en hij bracht haar thuis bij haar vader en haar moeder.

Hij trouwde met haar, en toen waren ze allemaal geweldig blij.

Lees nog een kort sprookje (5 min)

LanguagesLearn languages. Double-tap on a word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Achtergronden

Interpretaties

Tekstanalyse

„Sterke Hans“ is een van de vele sprookjes verzameld door de Gebroeders Grimm. Zoals veel van hun verhalen bevat het elementen van avontuur, verraad en uiteindelijk een rechtvaardige afloop. Hieronder volgt een samenvatting van het verhaal met enkele van de belangrijkste thema’s en motieven.

Samenvatting

Het verhaal begint in een afgelegen vallei waar een man en vrouw met hun enige zoon, Hans, wonen. Op een dag worden de vrouw en Hans, die toen nog een kind was, door rovers ontvoerd en naar een schuilplaats midden in het bos gebracht. Daar moeten ze jaren in gevangenschap doorbrengen. Hans groeit op tot een sterke jongen en verbergt zijn kracht voor de rovers. Zijn moeder vertelt hem verhalen en leert hem lezen uit een oud ridderboek.

Op een dag besluit Hans dat hij meer te weten wil komen over zijn vader. Hij confronteert de rovershoofdman, maar wordt door zijn kracht overmeesterd. Pas een jaar later, als hij sterker is geworden, neemt Hans wraak op de rovers, bevrijdt zijn moeder en keert met haar terug naar hun oude huis.

Hans, die inmiddels een zeer sterke jongeman is geworden, besluit de wijde wereld in te trekken. Tijdens zijn reizen ontmoet hij andere sterke mannen, zoals Dennendraaier en Rotsenklopper, en samen gaan ze verder op avontuur. Ze nemen intrek in een oud vervallen kasteel, waar elke dag twee van hen op jacht gaan en één van hen achter blijft om te koken.

De thuisblijvers worden elk op hun beurt lastiggevallen door een vervelende dwerg, die hen om vlees vraagt en hen bij weigering een pak slaag geeft. Alleen Hans weet de dwerg te verslaan en ontdekt dat deze een prinses gevangen houdt. Hans bevrijdt de prinses en ontdekt dat zijn metgezellen plannen maken om hem te verraden.

Dankzij een magische ring die hij van de dwerg heeft afgepakt, kan Hans luchtgeesten oproepen, die hem helpen de bedriegers te overmeesteren. Uiteindelijk redt hij wederom de prinses, brengt haar veilig thuis en trouwt met haar.

Thema’s en Motieven

Sterkte en Dapperheid: Het verhaal benadrukt fysieke kracht als een belangrijk attribuut. Hans‘ naam („Sterke Hans“) en zijn daden wijzen op de waardering van kracht in dit sprookje.

Verraad versus Loyaliteit: Het verraad van de metgezellen laat zien dat ware vriendschap waardevol en zeldzaam is. Hans‘ omgang met hen toont het belang van oplettendheid en wantrouwen tegenover anderen die niet oprecht zijn.

Bevrijding en Rechtvaardigheid: Het bevrijden van de prinses en overweldigen van het kwaad zijn kernonderdelen die tot een rechtvaardige afloop leiden. Het verhaal bevat elementen van wraak en rechtvaardig herstel van de orde.

Magie: Magische elementen, zoals de ring en de luchtgeesten, spelen een cruciale rol in de plot. Ze geven het verhaal een magisch-realistisch karakter dat typerend is voor veel sprookjes uit de Grimm-collectie.

Dit verhaal herinnert ons eraan dat kracht, als het op een rechtvaardige manier wordt gebruikt, kan leiden tot bevrijding en eerlijke eindes, maar ook dat vertrouwen in anderen soms onderweg naar dat doel verloren kan gaan.

„Sterke Hans“ van de Gebroeders Grimm is een fascinerend sprookje dat verschillende klassiekers van het genre samenvoegt: de drie broers, de rovers, de dwerg en de redding van de prinses. Het verhaal biedt ruimte voor diverse interpretaties, en ik zal er enkele uitlichten:

De Kracht van Onschuld en Eerlijkheid: Hans wordt voorgesteld als een eenvoudige, maar sterke en eerlijke jongen. Zijn goedheid blijkt als hij het kleine mannetje, dat op voedsel uit is, wel iets te eten geeft. In sprookjes worden schurken vaak verslagen door degenen die oprecht en eerlijk zijn. Dit toont de waarde van moraliteit boven fysieke kracht.

De Zoeken naar Identiteit: Aan het begin van het sprookje is Hans vastbesloten het mysterie van zijn vader te ontrafelen. Zijn zoektocht naar identiteit en afkomst is een motief dat veelvuldig voorkomt in literatuur, waarbij de protagonist persoonlijke groei ervaart.

Motief van de Verloren Zoon: Het verhaal bevat een klassiek ‚verloren zoon‘ idee, waarbij Hans en zijn moeder op een dag hun weg naar huis terugvinden. De vreugdevolle hereniging met zijn vader symboliseert afsluiting en een nieuw begin.

Verraad en Vertrouwen: De verraderlijke daden van de dennendraaier en de rotsenklopper tegen Hans tonen de complexiteit van vertrouwen in relaties. Het verhaal waarschuwt voor blindelings vertrouwen en benadrukt het belang van zelfredzaamheid en voorzichtigheid.

De Rol van Magie: De magische ring en de geesten van de lucht representeren de invloed van bovennatuurlijke elementen die in sprookjes vaak als hulpmiddelen voor de held fungeren. Ze brengen de boodschap dat hulp soms uit onverwachte hoek kan komen en dat het belangrijk is om open te staan voor zulke mogelijkheden.

Zelfredzaamheid en Innerlijke Kracht: Ondanks de externe krachten en hulp, hangt veel af van Hans‘ eigen beslissingen en daden. Zijn avontuur en successen hangen af van zijn innerlijke kwaliteiten zoals moed, vasthoudendheid en intelligentie.

Het sprookje „Sterke Hans“ bevat bekende thema’s over groei, verraad, en de overwinning van het goede op het kwade, elementen die sprookjes tijdloos maken en ruimte bieden voor reflectie en meerdere interpretaties.

Het sprookje „Sterke Hans“ van de Gebroeders Grimm bevat vele typische elementen van een klassiek sprookje. Het verhaal behandelt thema’s zoals ontvoering, groei naar volwassenheid, en de uiteindelijke overwinning van het goede over het kwade. Hier volgt een linguïstische analyse van enkele kenmerkende aspecten van de tekst.

Morfologie en Syntaxis: Het gebruik van verleden tijd („ging,“ „vroeg,“ „zei“) is kenmerkend voor verhaalvertellingen en draagt bij aan het traditionele sprookjesgevoel. Veel alinea’s beginnen met conjuncties zoals „en,“ „toen,“ en „maar,“ wat de vertelling een natuurlijke en vloeiende voortgang geeft. Er is een prevalent gebruik van directe rede, wat de dialogen dramatisch en levendig maakt.

Lexicale kenmerken: Klassiek en soms archaïsch taalgebruik is merkbaar in woorden zoals „sterveling,“ „roverhoofdman,“ en „moordtuig. “
– Er is een duidelijke aanwezigheid van symbolische elementen zoals „goud,“ „zilver,“ en „kristalhelder,“ die rijkdom en magie suggereren.

Stijl en Verteltechniek: De structuur van het sprookje is lineair, met een duidelijke opeenvolging van gebeurtenissen. Het verhaal maakt gebruik van getalsymboliek, zoals herhaling van het motief van “drie” (drie vrienden op reis, drie keer aandringen van de dwerg). De verteltoon is omnipresent en alwetend, waardoor de lezer toegang heeft tot de gedachten en gevoelens van de personages, vooral die van Hans.

Thematische Elementen en Symboliek: Het bos is een typische plek voor transformatie en avontuur in sprookjes. Het diepe, donkere bos symboliseert het onbekende en gevaarlijke. Het gebruik van krachtige fysieke symbolen, zoals Hans‘ knuppel, benadrukt zijn groei en kracht. De ring die Hans vindt, functioneert als een magisch element dat hem macht geeft over de luchtgeesten, vergelijkbaar met andere sprookjes waarin objecten speciale krachten bezitten.

Personages en Characterisering: Hans‘ ontwikkeling van kind naar krachtige held is typerend voor een Bildungsroman, een verhaaltype waarin de protagonist volwassenheid bereikt door avonturen en uitdagingen. De schurken, zoals de rovers en de verraderlijke vrienden, zijn stereotype karakters die dienstdoen als de morele tegenhangers van de protagonist.

Het sprookje „Sterke Hans“ is een rijke tekst om te bestuderen vanuit een linguïstisch en literair perspectief, waarbij traditionele kenmerken van sprookjes gecombineerd worden met specifieke stilistische keuzes van de Gebroeders Grimm.


Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
AantalKHM 166
Aarne-Thompson-Uther-IndexATU Typ 650A
VertalingenDE, EN, DA, ES, PT, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH
Leesbaarheidsindex door Björnsson37.2
Flesch-Reading-Ease Index66.7
Flesch–Kincaid Grade-Level10.2
Gunning Fog Index12.8
Coleman–Liau Index8.4
SMOG Index10.7
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex10.5
Aantal karakters13.895
Aantal letters10.766
Aantal zinnen104
Aantal woorden2.618
Gemiddeld aantal woorden per zin25,17
Woorden met meer dan 6 letters315
Percentage lange woorden12%
Totaal lettergrepen3.545
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,35
Woorden met drie lettergrepen177
Percentage woorden met drie lettergrepen6.8%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2025 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch