Leestijd voor kinderen: 8 min
Daar zaten eens zeven Zwaben bij elkaar. De eerste heette Schout, de tweede Jakli, de derde Marli, de vierde Jergli, de vijfde was Michel, de zesde Hans, en de zevende Veitli, en ze waren alle zeven van plan de wereld door te trekken, op avonturen uit en om grote daden van dapperheid te verrichten. Maar om ook gewapend en veilig te zijn, meenden ze dat het goed zou zijn als ze één enkele, maar heel sterke, grote speer lieten maken.

Deze speer pakten ze allen samen vast, vooraan liep de moedigste en manlijkste, dat moest Schout zijn, dan volgden de andere en Veitli liep achteraan.
Nu gebeurde het, toen ze eens in de hooimaand lang gelopen hadden, maar ze nog een heel stuk voor de boeg hadden tot het dorp waar ze overnachten wilden, dat er in de schemering op een wei een grote horzel, niet ver van hen af, achter een struik, voorbijvloog en vijandig gonsde. Schout schrok, hij had de speer haast laten vallen en het angstzweet brak hem uit over z’n hele lijf. „Hoort! hoort!“ riep hij z’n makkers toe, „hemel!

ik hoor een trom!“ En Jakli die achter hem de speer vasthield en die ik weet niet wat voor geur in de neus kwam, sprak: „Er is bepaald iets, want ik proef kruit en lont.“

Op deze woorden maakte Schout zich gereed tot de vlucht; hij maakte een grote sprong over een heg, maar omdat hij net op de punten van een hark sprong die van ‚t hooien was blijven liggen, sloeg de steel hem in ‚t gezicht en gaf hem een flinke klap. „O wee! o wee!“ schreeuwde Schout, „neem mij gevangen, ik geef me over, ik geef me over!“

De andere zes sprongen er de een na de ander overheen en riepen: „Geef jij je over, dan doe ik ‚t ook, geef jij je over, dan doe ik het ook!“
Tenslotte, toen er geen vijand kwam om hen vast te binden en weg te voeren, merkten ze dat ze gefopt waren; en opdat de zaak niet bekend zou worden bij de mensen, en ze niet voor de gek werden gehouden en bespot, bezwoeren ze elkaar het geheim te houden, tot iemand er onverhoopt over praten zou.
Hierop gingen ze verder. Maar het tweede gevaar dat opdoemde, stond in geen vergelijking met het eerste. Na een paar dagen ging hun weg door een braakliggend land, daar zat een haas te soezen in de zon; zijn oren staken omhoog en zijn grote ogen staarden star, al sliep hij eigenlijk. Bij de aanblik van het wrede, wilde dier schrokken zij en bespraken, wat het gevaar zou kunnen beperken.

Want vluchtten ze, dan was er kans dat het ondier hen nazette en hen allen met huid en haar zou verslinden.
Dus zeiden ze: „We moeten een grote gevaarlijke strijd beginnen; flink gewaagd is half gewonnen!“ en ze pakten alle zeven de speer vast, Schout vooraan en Veitli achteraan. Schout wilde de speer nog eerst tegenhouden, maar Veitli was, achteraan, de moedigste, hij wilde een stormloop en riep:
„Uit aller Zwaben naam stoot toe
Anders wens ‚k je een verlamming toe“
Maar Hans wist hem te treffen en zei:
„Alle donders, jij hebt goed kletsen,
Jij bent bij de drakenjacht de letste.“
Maar Michel riep:
„Het scheelt maar net een haar
of het is de duivel zelf zowaar.“
Nu kwam de beurt aan Jergli, en die zei:
„Is hij het niet, dan toch zijn moer,
of de duivel z’n stiefbroer.“
Maar Marli had een goed idee en zei tegen Veitli:
„Ga, Veitli, ga jij maar vooraan,
Ik zal achter op jouw plaats gaan staan!“
Maar daar luisterde Veitli niet naar, en Jakli zei:
„Vóóraan te staan, komt welbeschouwd
Alleen maar toe aan meneer Schout.“
Toen nam Schout een moedig besluit en sprak zwaarwichtig:
„Begeef u moedig in de strijd,
Dan ziet men dat gij dapper zijt.“
En toen gingen ze allemaal tegelijk op de draak af. Schout sloeg een kruis en smeekte om hemelse hulp; maar dat alles hielp niets: de vijand kwam steeds dichterbij, en hij schreeuwde vol angst: „Hou! Hoerlehou! Hou, hou-hou!“ Daarvan werd de haas wakker, hij schrok en sprong er ijlings vandoor.
Maar toen Schout hem over ‚t veld zag rennen, riep hij vol blijdschap:
„Wel Veitli staak dat groot geraas:
Het monster is alleen een haas!“
Maar de Bond van de Zwaben zocht meer avonturen en kwam bij de Moezel, een moerassig, stil en diep water waarover niet veel bruggen liggen, maar op verschillende plaatsen moet men per schip overvaren. Omdat de zeven Zwaben dat niet wisten, vroegen ze een man die aan de overkant stond te werken, hoe men aan de overkant kon komen. Maar de man verstond hen niet, ‚t was zo ver en ze praatten zo Zwabisch, en hij vroeg in ‚t Triersche dialect: „Waat?

Waat?“ Maar Schout dacht dat hij zei: „Waad, waad door het water!“ en omdat hij de voorste was begon hij er al in te gaan, en hij wou de Moezel door.
Het duurde niet lang of hij zonk weg in de modder en verdronk in de aanspoelende, diepe golven, maar z’n hoed kwam door de wind aan de overkant, en een kikker ging erbij zitten kwaken: „Waak! waak! waak!“

Dat hoorden de zes anderen van de overkant en zeiden: „Schout roept ons al van de overkant, als hij kan waden, waarom zouden wij het dan niet kunnen?“ En ze sprongen daarom vlug allemaal in ‚t water en verdronken, zodat het een kikker was die hen alle zes om zeep bracht, zodat niemand van de Zwabenbond ooit meer thuis kwam.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„De zeven Zwaben“ is een humoristisch volksverhaal opgetekend door de Gebroeders Grimm, dat het verhaal vertelt van zeven naïeve en overmoedige mannen uit Zwabenland die samen op avontuur gaan. Het verhaal spot met hun lafheid en gebrek aan inzicht, wat leidt tot een reeks komische misverstanden en miskleunen.
In het begin besluiten de zeven Zwaben – genaamd Schout, Jakli, Marli, Jergli, Michel, Hans, en Veitli – zich te bewapenen met één grote speer en de wereld in te trekken om heldhaftige daden te verrichten. Al snel blijkt echter dat hun moed te wensen overlaat. Bij het eerste vermeende gevaar, de gonzende horzel die zij voor een trompetterend gevaar aanzien, raken ze volledig in paniek. Schout, de leider, wordt onverwacht geconfronteerd met een hark, wat de chaos compleet maakt.
Ondanks hun eerdere ervaringen zetten de Zwaben koppig hun reis voort. Bij hun tweede ontmoeting, ditmaal met een slapende haas die ze aanzien voor een gevaarlijk beest, maken ze zich wederom belachelijk. Ze spannen hun moedige woorden voor een groots gevecht, maar de haas weet met gemak te ontsnappen, waarmee hun misplaatste heldendom aan het licht komt.
Het derde en laatste avontuur eindigt tragisch. Bij de Moezel worden de Zwaben slachtoffer van een spraakverwarring. Ze begrijpen de aanwijzingen van een lokale man verkeerd en denken dat ze de rivier kunnen doorwaden. Schout waadt als eerste en verdwijnt al snel in de diepte, maar zijn hoed drijft naar de overkant, wat de anderen als een teken zien dat ze moeten volgen. Ook zij verdrinken, waarbij een kwakende kikker het enige geluid maakt dat hun lot bevestigt.
„De zeven Zwaben“ is een klassiek voorbeeld van ironie en satire in volksverhalen, waar de helden meer de scherts van hun eigen dwaasheid zijn dan dat ze werkelijk moedige daden verrichten. Het verhaal biedt een speelse kijk op menselijke feilbaarheid en zelfoverschatting.
„De zeven Zwaben“ is een volksverhaal dat de spot drijft met de vermeende onhandigheid en goedgelovigheid van de Zwaben, een bevolkingsgroep uit het zuiden van Duitsland. Dit verhaal, verzameld door de Gebroeders Grimm, draait om zeven Zwabische mannen die samen op avontuur gaan in de wijde wereld. Het verhaal staat bekend om zijn humoristische toon en karikatuur van de hoofdpersoon, die vastbesloten zijn dappere daden te verrichten maar telkens in absurde situaties terechtkomen door hun angst en misverstanden.
De structuur van „De zeven Zwaben“ wordt gekenmerkt door een reeks komische misverstanden en angstaanjagende, maar uiteindelijk gevaarloze situaties. Het verhaal begint met de Zwaben die een indrukwekkende speer maken om de wereld te trotseren. Echter, hun gebrek aan ervaring en overdreven voorzichtigheid leiden tot hilarische en ironische momenten, zoals het moment waarop Schout een grote horzel voor een trom aanziet, waardoor paniek uitbreekt.
In een ander incident zien ze een haas aan voor een gevaarlijk ondier. Hun angst leidt hen ertoe een speerpuntaanval te overwegen tegen het onschuldige dier. Deze situaties illustreren hoe hun angstaanjagende percepties uiteindelijk ongegrond blijken te zijn, en benadrukken hun onbekwaamheid in het omgaan met de uitdagingen die ze onderweg tegenkomen.
De climax van hun avontuur komt op het moment dat ze de Moezel willen oversteken. Misleid door een misverstand met een lokale inwoner, interpreteren ze een verkeerd begrepen opmerking als een aanwijzing om door de rivier te waden. Deze fout leidt tot hun uiteindelijke ondergang, waarbij ze een tragisch en toch komisch einde vinden.
„De zeven Zwaben“ is niet alleen een vermakelijk volksverhaal maar ook een commentaar op de menselijke natuur en het belang van gezond verstand, moed en communicatie. Het verhaal leent zich voor verschillende interpretaties, waarbij de focus ligt op ironie, misverstanden, en de soms tragikomische strijd van de mensheid in het omgaan met onverwachte situaties.
Het sprookje „De zeven Zwaben“ van de Gebroeders Grimm leent zich tot een interessante linguïstische analyse, waarin verschillende lagen van taalgebruik, stijl en humor naar voren komen.
Hier zijn enkele belangrijke elementen om te overwegen:
Het verhaal maakt gebruik van specifieke regionale kenmerken die typerend zijn voor Zwaben, een regio in Zuidwest-Duitsland. De Zwabische identiteit en het dialect spelen een cruciale rol in de humor van het verhaal. Zwaben staan hier stereotype bekend als bange maar toch ambitieuze avonturiers, wat bijdraagt aan het komische effect.
De humor in het verhaal is grotendeels gebaseerd op ironie en overdrijving. De zeven Zwaben willen grote heldendaden verrichten, maar hun naïviteit en angst leiden tot komische misverstanden en mislukkingen. De ironie ligt in hun misplaatste zelfvertrouwen en het contrast tussen hun verwachtingen en de realiteit.
Herhaling: Herhalingen versterken de comiciteit en de klunzige aard van de avonturiers. Bijvoorbeeld, de herhaalde zinnen wanneer ze zich willen overgeven.
Dramatische Beschrijvingen: Ondanks de komische toon worden gebeurtenissen vaak op een overdreven dramatische manier beschreven, wat de humor vergroot.
Directe Rede: Dialogen geven inzicht in het karakter en de dynamiek binnen de groep. Ze benadrukken de wisselende moed en besluiteloosheden van de Zwaben.
Er zijn symbolische elementen, zoals de enkele speer, die hun collectieve eenheid en incompetentie benadrukt. Ook de figuur van de haas als ‚monster‘ illustreert hun overdreven angst.
Het verhaal kan satirisch worden opgevat, met de bedoeling om regionale of menselijke dwalingen en eenvoud te bekritiseren. De afwezigheid van een heroïsche kant van hun daden legt de focus op de menselijke domheid en miscommunicatie.
Het verhaal weerspiegelt het wereldbeeld dat in veel Grimm-sprookjes voorkomt, waarin het platteland en zijn eenvoudige bewoners centraal staan. De interactie met vreemde elementen, zoals de Moezel en de onbegrijpelijke man aan de overkant, illustreren de botsing tussen de beperkte kennis van de Zwaben en de bredere wereld.
In samenvatting, „De zeven Zwaben“ biedt een rijkdom aan linguïstische, culturele en psychologische elementen die nauw verbonden zijn met humor en folkloristische tradities. De mix van dialoog, regionale kenmerken en ironische wendingen maken het niet alleen een amusant verhaal, maar ook een waardevol onderwerp van studie in de context van volksliteratuur en taalgebruik.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 119 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 1321C |
Vertalingen | DE, EN, ES, FR, PT, HU, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 28.5 |
Flesch-Reading-Ease Index | 72.2 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 7.3 |
Gunning Fog Index | 9.4 |
Coleman–Liau Index | 9.1 |
SMOG Index | 9.4 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 6.8 |
Aantal karakters | 5.117 |
Aantal letters | 3.945 |
Aantal zinnen | 56 |
Aantal woorden | 934 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 16,68 |
Woorden met meer dan 6 letters | 110 |
Percentage lange woorden | 11.8% |
Totaal lettergrepen | 1.299 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,39 |
Woorden met drie lettergrepen | 65 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 7% |