Leestijd voor kinderen: 10 min
Er leefden eens een koning en een koningin, ze waren heel rijk en ze hadden alles wat ze zich maar wensten, alleen geen kinderen. Ze klaagde daar dag en nacht over en zei: „Ik ben als een akker waar niets op groeit.“
Maar eindelijk vervulde God haar wensen; maar toen het kind ter wereld kwam, zag het er niet uit als een mensenkind, maar als een jong ezeltje. En toen de moeder dat zag, begon haar jammeren en huilen pas goed, want ze had liever helemaal geen kind gehad dan een ezel. En ze zei, ze moesten het maar in het water gooien als voer voor de vissen. Maar de koning zei: „Nee. Als God hem gegeven heeft, zal hij ook mijn zoon en erfgenaam zijn, na mijn dood op de koninklijke troon zitten en mijn koninklijke kroon dragen.“
Dus werd het ezeltje opgevoed, groeide, alleen z’n oren groeiden ook, mooi hoog, en recht overeind. Verder was het een vrolijk diertje, het sprong rond, speelde, en hield vooral van muziek, zodat hij naar een beroemde speelman ging en zei: „Leer mij de kunst om net zo goed op de luit te spelen als u.“ – „Wel, mannetje,“ zei de speelman, „dat zal je moeilijk vallen, daar zijn je vingers niet bepaald geschikt voor en ook te groot; ik ben bang dat de snaren het niet uithouden.“ Maar er was geen praten tegen; het ezeltje wou en zou luit spelen, was ijverig en studeerde vlijtig en leerde het net zo goed als zijn meester zelf.
Op een keer ging ons manneke in gedachten verzonken wandelen, en hij kwam bij een bron, en daar keek hij in en zag in het spiegelende water zijn ezelsgedaante. Nu werd hij zo bedroefd, dat hij de wijde wereld in ging, en maar één trouwe metgezel meenam.
Ze trokken voort, lange tijd, en tenslotte kwamen ze in een rijk, waarover een oude koning heerste, en die had maar één dochter en die was wondermooi. Het ezeltje zei: „Hier zullen we blijven,“ klopte aan de poort en zei: „Er is hier buiten een gast, doe open, zodat hij naar binnen kan gaan.“
Maar er werd niet opengedaan en hij ging zitten, nam zijn luit en sloeg met z’n twee voorpoten een lieflijk liedje. Toen sperde de portier zijn ogen open, liep naar de koning en zei: „Buiten aan de poort zit een jong ezeltje en dat bespeelt de luit als een volleerd speler.“ – „Laat de speelman dan maar binnenkomen,“ sprak de koning.
Maar toen het ezeltje binnenkwam, begon iedereen om de luitspeler te lachen. Het ezeltje moest beneden bij de knechts zitten om te eten, maar hij was tegen de draad in en zei: „Ik ben geen gewoon stalezeltje, ik ben van voorname afkomst.“ Toen zeiden ze: „Als je dat bent, ga dan bij de soldaten zitten.“ – „Nee,“ zei hij, „ik wil bij de koning zitten.“ De koning begon te lachen en zei goed gehumeurd: „Wel ja, dat kan wel als je wilt, ezeltje kom jij maar hier.“ Toen vroeg hij: „Ezeltje, hoe vind je m’n dochter?“

Het ezeltje draaide z’n kop naar haar toe, keek haar aan, knikte en sprak: „Bovenmate goed; ze is zo mooi, als ik er nog geen gezien heb.“ – „Nu, dan mag je ook eens naast haar zitten,“ zei de koning. „Dat vind ik heel plezierig,“ zei het ezeltje en ging naast haar zitten, at en dronk en wist zich heel goed te gedragen.
Toen het edel diertje een poos aan ‚t hof van de koning was geweest, dacht het: „Het geeft toch allemaal niets, je moet weer naar huis.“ En het liet z’n kop treurig hangen, ging voor de koning staan en vroeg toestemming, om weg te gaan. Maar de koning was van hem gaan houden en zei: „Ezeltje, wat scheelt eraan? Je kijkt zo zuur als een kruik azijn; blijf toch hier: ik zal je alles geven wat je hebben wilt. Wil je goud?“ – „Nee,“ zei het ezeltje en schudde zijn kop. „Wil je kostbaarheden en sieraden hebben?“ – „Nee.“ – „Wil je soms het halve koninkrijk?“ – „Och nee.“
Toen sprak de koning: „Als ik maar wist, wat je plezier zou kunnen doen: wil je mijn mooie dochter tot vrouw?“ – „O ja,“ zei het ezeltje, „dat zou ik heel graag willen!“ En het was ineens vrolijk en hoopvol, want dat was juist zijn geheimste en liefste wens. Dus werd een prachtig, groot bruiloftsfeest gehouden.
’s Avonds toen bruid en bruidegom naar hun slaapkamertje werden gebracht, wou de koning weten of het ezeltje wel vriendelijk en goed zou zijn, en hij beval een lakei om zich daar te verstoppen. Toen het paar in de kamer was, schoof de bruidegom de grendel voor de deur, keek rond, en omdat hij geloofde dat ze samen alleen waren, wierp hij opeens zijn ezelsvel af, en stond daar als een jonge prins. „Nu zie je,“ zei hij, „wie ik ben, en dat ik je wel waard was.“ Nu werd de bruid blij, kuste hem en kreeg hem van harte lief.
Maar toen de morgen aanbrak, sprong hij op, trok zijn dierenhuid weer aan, en niemand zou gedacht hebben wie daarachter stak. Weldra kwam daar ook de oude koning aan. „Wel!“ riep hij, „is het ezeltje vrolijk?“ – „En je bent zeker wel bedroefd,“ zei hij tegen zijn dochter, „dat je geen fatsoenlijk mens tot man hebt gekregen?“ – „Ach nee, vaderlief, ik houd zoveel van hem, alsof het de mooiste man van de wereld was, en ik wil hem mijn hele leven hier houden.“ Daar was de koning verbaasd over, maar de lakei die zich verstopt had, kwam hem alles vertellen.
De koning zei: „Dat kan nooit waar zijn.“ – „Waakt u dan zelf, de volgende nacht, u zult het met eigen ogen zien; en weet u wat, o koning: neem het ezelsvel van hem weg en gooi het in het vuur, dan moet hij wel in zijn mensengedaante blijven.“ – „Dat is een goede raad!“ sprak de koning.
En ’s avonds, toen ze sliepen, sloop hij naar binnen, en toen hij bij het bed kwam, zag hij bij het maanlicht een zeldzaam mooie jonkman slapen en het ezelsvel lag afgestroopt op de grond. Dat nam hij weg, en hij liet buiten een geweldig vuur aanleggen, de huid erop gooien en hij bleef er zelf bij, tot het helemaal tot as was verbrand. En omdat hij zien wou, hoe de beroofde zich houden zou, bleef hij die nacht verder wakker en keek.
Toen de jongeman was uitgeslapen bij ‚t eerste morgenlicht, stond hij op en wilde zijn ezelsvel aantrekken, maar dat was niet te vinden. Nu schrok hij en zei angstig: „Ik moet maken, dat ik vlucht.“ Hij ging naar buiten, maar daar stond de koning en zei: „Mijn zoon, waar ga je zo snel heen, wat heb je in de zin? Blijf toch hier, je bent nu zo’n mooi mens, je mag niet weer hier vandaan. Ik draag nu mijn rijk voor de helft aan jou over, en na mijn dood ben je de erfgenaam.“ – „Dan wens ik u toe, dat dit goede begin ook een goed einde krijgt,“ zei de jonge prins: „en ik zal bij u blijven.“ En de oude koning gaf het halve rijk, en toen hij na een jaar stierf, kreeg hij het hele rijk, en toen zijn vader stierf nog een koninkrijk erbij, en hij leefde in pracht en heerlijkheid tot aan zijn dood.

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„Achtergronden bij Het Sprookje: Het Ezeltje“ door de Gebroeders Grimm vertelt het verhaal van een koning en koningin die rijk zijn maar geen kinderen hebben. Wanneer hun wens voor een kind wordt vervuld, blijkt hun kind een ezeltje te zijn. De koningin is ongelukkig, maar de koning accepteert het ezeltje als zijn zoon en erfgenaam.
Het ezeltje groeit op, blijkt muzikaal te zijn en leert luit spelen met veel toewijding, zelfs tegen de verwachtingen van de speelman in. Tijdens een reis komt het ezeltje een koninkrijk binnen waar het indruk maakt met zijn muziek. Het wordt aan het hof van de koning verwelkomd en vraagt uiteindelijk toestemming om de koningsdochter te trouwen. Ondanks zijn uiterlijke verschijning wordt het huwelijk gevierd.
’s Nachts onthult het ezeltje zijn ware identiteit als een knappe prins, maar verbergt dit overdag. Wanneer de koning hierachter komt, vernietigt hij het ezelsvel zodat de prins in zijn ware vorm kan blijven. De prins accepteert zijn nieuwe leven, deelt het koninkrijk met zijn schoonvader en leeft gelukkig verder.
Dit sprookje behandelt thema’s zoals acceptatie, verborgen potentieel en transformatie. Het verhaal illustreert dat ware waarde en identiteit niet altijd zichtbaar zijn aan de buitenkant en dat liefde en vertrouwen verandering teweeg kunnen brengen.
„Het ezeltje“ van de Gebroeders Grimm is een sprookje dat verschillende thematische interpretaties kan hebben. Hier zijn enkele mogelijke interpretaties:
Acceptatie en Vooroordelen: Het verhaal behandelt thema’s van acceptatie en de kracht van uiterlijkheden. Aanvankelijk wordt het ezelachtige kind afgewezen door zijn moeder vanwege zijn uiterlijk. Echter, door zijn talenten, karakter en vastberadenheid weet hij de liefde en acceptatie van anderen te winnen. Het sprookje laat zien dat uiterlijk bedrieglijk kan zijn en dat innerlijke kwaliteiten belangrijker zijn.
Zelfontdekking en Transformatie: Het sprookje kan worden gezien als een metafoor voor zelfontdekking en persoonlijke groei. Het ezeltje ontdekt zijn muzikale talenten en reist de wereld in een zoektocht naar acceptatie en liefde. Zijn uiteindelijke transformatie van ezel in prins weerspiegelt een innerlijke reis en persoonlijke ontwikkeling, waarbij hij zijn ware aard ontdekt en omarmt.
Vaderlijke Liefde en Erfopvolging: De koning accepteert het ezeltje als zijn eigen zoon en erfgenaam, ondanks zijn uiterlijk. Dit kan worden geïnterpreteerd als een boodschap over onvoorwaardelijke liefde en de natuur van vaderlijke verantwoordelijkheid. Het verhaal suggereert ook dat leiderschap en waardigheid voortkomen uit innerlijke kwaliteiten, niet uit fysieke verschijning.
Verlangen en Betekenis van Ware Liefde: Het verlangen van het ezeltje om de koningsdochter te trouwen benadrukt het sprookjesachtige thema van ware liefde. Het verhaal illustreert dat ware liefde voorbij uiterlijk gaat en dat daarin een diepe wederzijdse acceptatie en waardering ligt. De prinses accepteert het ezeltje voor wie hij werkelijk is, zelfs voordat zijn ware gedaante wordt onthuld.
Overwinning op Omstandigheden: Het transformeren van ezel naar prins kan worden gezien als een overwinning op omstandigheden die aanvankelijk als beperkend of ongunstig werden ervaren. Dit kan een verhaal zijn van hoop en volharding, waarin het geloof in jezelf en de vastberadenheid om je lot te veranderen centraal staan.
Net als veel sprookjes biedt „Het ezeltje“ een rijke grond voor interpretatie, waarbij morele en levenslessen op symbolische wijze worden overgedragen.
De linguïstische analyse van het sprookje „Het ezeltje“ van de Gebroeders Grimm kan zich richten op verschillende aspecten van de taal en stijl. Hier zijn enkele mogelijke punten voor een dergelijke analyse:
Ouderwets Taalgebruik: Het sprookje bevat woorden en zinsconstructies die tegenwoordig als ouderwets zouden kunnen worden beschouwd, zoals „klaagde“, „wel ja“ en „manneke“.
Woordsamenstellingen: Het verhaal maakt gebruik van veel samengestelde woorden, zoals „koninklijke troon“, „koninklijke kroon“, en „jongeman“. Dit is typisch voor het Duits, de oorspronkelijke taal van de Gebroeders Grimm, en blijkt ook in de Nederlandse vertaling.
Lange Zinnen: Er worden vaak lange zinnen gebruikt met vele bijzinnen, wat kenmerkend is voor de vertelstijl in sprookjes en verhalen oorspronkelijk bedoeld voor mondelinge overdracht.
Directe en Indirecte Rede: Het sprookje wisselt tussen directe rede, vaak gebruikt in dialoog, en indirecte rede in de beschrijvingen van acties en gebeurtenissen.
Herhaling: Er is een herhalend gebruik van uitdrukkingen en zinsstructuren, wat typisch is voor sprookjes om het verhaal ritmisch en gemakkelijk te onthouden te maken.
Formele Register: Het taalgebruik is overwegend formeel, vooral in de dialogen tussen koninklijke figuren, wat bijdraagt aan de sprookjesachtige sfeer.
Magische Transformatie: Het centrale motief van het verhaal is de magische transformatie, een veelvoorkomend thema in sprookjes, waar het uiterlijk niet overeenkomt met de innerlijke waarde.
Symboliek: Het sprookje gebruikt symboliek, zoals het ezelsvel, dat staat voor een verborgen identiteit en de innerlijke schoonheid van de prins.
Moraal: Hoewel niet expliciet uitgesproken, kent het sprookje een morele les over acceptatie en de erkenning van innerlijke waarde over uiterlijke schijn.
Sociale Rollen: De interacties benadrukken de sociale hiërarchie en conventies binnen koninklijke contexten (zoals het verschil tussen knechten en koningen).
Alliteratie en Assonantie: Hoewel minder nadrukkelijk, zijn er elementen van klankherhaling te vinden, wat in mondelinge overlevering kan helpen bij het onthouden en vertellen van het sprookje. Het sprookje weerspiegelt de waarden en geloofssystemen van de tijd waarin het is geschreven, zoals het geloof in goddelijke wil en het belang van opvolging en erfenis in koninklijke families.
In conclusie, „Het ezeltje“ biedt een rijk beschilderde taalervaring die voortkomt uit zijn wortels in de orale traditie en de stilistische voorkeuren van de tijd waarin de Gebroeders Grimm hun sprookjes verzamelden en opschreven.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 144 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 430 |
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, FR, PT, HU, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 31.5 |
Flesch-Reading-Ease Index | 73.2 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 7.7 |
Gunning Fog Index | 10.5 |
Coleman–Liau Index | 8.3 |
SMOG Index | 10.2 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 7.1 |
Aantal karakters | 6.611 |
Aantal letters | 5.025 |
Aantal zinnen | 66 |
Aantal woorden | 1.228 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 18,61 |
Woorden met meer dan 6 letters | 158 |
Percentage lange woorden | 12.9% |
Totaal lettergrepen | 1.666 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,36 |
Woorden met drie lettergrepen | 98 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 8% |