Leestijd voor kinderen: 9 min
Er was eens een prinses; en zij was zo verbazend trots, als er een vrijer kwam, gaf ze hem wat te raden, en als hij ‚t niet raden kon, dan werd hij met hoon en spot weggezonden. Ze liet ook bekend maken, wie haar raadsels kon oplossen, die moest maar met haar trouwen en ieder mocht komen die maar wou. Eindelijk waren er drie kleermakers bij elkaar, en de twee oudsten vonden, zoveel fijne steekjes als zij in hun leven gemaakt hadden en die altijd raak waren geweest, het kon niet anders of nu zou het ook raak zijn; de derde was een kleine onaanzienlijke spring-in-‚t-veld, die z’n vak niet eens goed verstond, maar die dacht: je moet maar geluk hebben, want hoe zou hij anders iets krijgen. Nu zeiden de twee anderen tegen hem: „Blijf jij maar thuis, jij zult ‚t met jouw beetje verstand niet ver brengen.“ Maar het snijdertje liet zich niet uit ‚t veld slaan, en hij ging ernaar toe, alsof hij de hele wereld in z’n zak had.
Nu lieten ze zich alle drie bij de prinses aandienen, en ze zeiden dat zij hun haar raadsel maar eens moest opgeven; nú waren de ware broeders voor zoiets aangekomen, ze hadden zo’n fijn verstand, dat je het wel door het oog van een naald kon trekken. Nu zei de prinses: „Ik heb twee soorten haar op mijn hoofd, wat voor kleur heeft het?“ – „Als het anders niet is,“ zei de eerste, „dat zal zwart en wit zijn, zoals die stof die je koffieboontje noemt.“ De prinses zei: „Misgeraden. Laat de tweede antwoorden.“ – „Als het niet zwart en wit is,“ zei de tweede, „dan is het bruin en rood, als het geruite pak van mijn vader.“ – „Misgeraden,“ zei de prinses, „laat de derde maar antwoorden, ik zie al aan hem dat hij ‚t weet.“ – „De prinses heeft één zilveren en één gouden haar op haar hoofd, en dat zijn de beide kleuren.“ Toen de prinses dat hoorde, werd ze bleek en ze zou van schrik haast gevallen zijn, want het snijdertje had de spijker op zijn kop geslagen, en ze had vast gedacht, geen mens ter wereld kon dat weten. Toen ze van haar schrik bekomen was, zei ze: „Daar heb je me nog niet mee gewonnen, je moet nog iets doen: beneden, in de stal, ligt een beer. Daar moet je vannacht bij blijven. Als ik dan morgen opsta en je bent nog in leven, dan kan je met me trouwen.“ Ze dacht: daarmee kwam ze van het snijdertje af, want de beer had nog nooit iemand levend onder z’n klauwen vandaan laten gaan. Het snijdertje echter liet zich niet afschrikken, hij was heel opgewekt en zei: „Flink gewaagd is half gewonnen.“
Toen de avond viel, werd ons snijdertje beneden naar de beer gebracht. De beer wou ook meteen op het ventje losgaan en hem met z’n poot een hard welkom geven. „Rustig, rustig,“ sprak het snijdertje, „ik zal je wel kalmeren.“ En toen haalde hij, volkomen op zijn gemak alsof er niets aan de hand was, een paar noten uit zijn zak, beet ze stuk en at de kern op. De beer zag dat en wou ook noten hebben. Het snijdertje tastte in zijn zak en toonde hem een handvol, maar het waren geen noten, maar kiezelstenen. De beer nam ze in z’n bek, maar hij kon er niets mee beginnen, al beet hij zo hard als hij kon. „Wel,“ dacht de beer, „wat ben ik nu voor een domoor, ik kan niet eens een noot stuk krijgen,“ en hij zei tegen het snijdertje: „Zeg, bijt jij die noten eens stuk.“ – „Nu zie je eens wat je er voor één bent,“ zei het snijdertje, „je hebt een grote bek en je kan niet eens een nootje stukbijten.“ Hij nam de stenen over, stak snel een noot in z’n mond en knak, die was in tweeën. „Ik moet ‚t toch nog eens proberen,“ zei de beer, „als ik ‚t zo bekijk, dan vind ik, dat ik ‚t ook moest kunnen.“ Het snijdertje gaf hem de kiezelstenen terug en de beer werkte erop en beet er met alle macht op. Maar jij gelooft ook niet, dat hij ze klein heeft gekregen! Toen dat afgelopen was, haalde de kleermaker een viool onder zijn mantel vandaan en speelde daar een stukje op. Toen de beer dat hoorde, kon hij niet laten te gaan dansen en toen hij een poosje rondgesprongen had, beviel hem dat ding zo goed, dat hij tegen het snijdertje zei: „Hoor eens, is ‚t moeilijk om te fiedelen?“ – „Kinderspel. Kijk maar. M’n linkerhand legt de vingers op de snaren, met de rechter strijkje erover heen, en dan gaat ‚t vanzelf: hopsasa, tralala, vivalderala!“ – „Zo vioolspelen,“ zei de beer, „dat zou ik ook wel willen kunnen, dan kon ik dansen zoveel ik wou. Wat denk je? Wil je ‚t me leren?“ – „Graag,“ zei het snijdertje, „als je er maar de handigheid voor hebt. Maar laat me je poten eens zien, geef eens hier, die klauwen zijn veel te lang, die moet ik eerst wat afsnijden.“ Toen werd er een draaibank bijgehaald en de beer legde zijn poten er op; het snijdertje schroefde ze vast en sprak: „Wacht nu maar tot ik met de schaar kom,“ en hij liet de beer brommen zoveel hij wilde, hij ging in de hoek op een bos stro liggen en ging slapen.
De prinses, die ’s avonds de beer zo geweldig hoorde brommen, geloofde niet anders of hij gromde van plezier en hij had in een heerlijke maaltijd het snijdertje opgepeuzeld. ’s Morgens stond ze heel vrolijk en onbezorgd op; ging in de stal kijken – daar stond snijdertje heel monter voor de deur en was zo gezond als een vis in het water. Daar kon ze nu geen woord meer tegen inbrengen, want ze had het in ‚t bijzijn van anderen beloofd, en de koning liet een rijtuig inspannen, en daarin moest ze met het snijdertje naar de kerk rijden, en daar zouden ze trouwen. Toen ze erin waren gestegen, gingen de twee andere kleermakers die een vals gemoed hadden en hem zijn geluk niet gunden, naar de stal en schroefden de beer los. De beer, woedend, rende achter het rijtuig aan. De prinses hoorde hem snuiven en brommen, en ze werd bang en riep: „O, de beer zit ons achterna en komt je halen!“ Het snijdertje, nooit verlegen, ging op zijn hoofd staan, stak z’n benen uit het raampje en riep: „Zie je de draaibank? Als je niet gauw weggaat moet je er weer in.“ Toen de beer dat zag, draaide hij zich om en liep weg. Ons snijdertje reed toen in alle kalmte en heel deftig naar de kerk, de prinses werd met hem in het huwelijk verbonden, en hij leefde met haar zo tevreden als een leeuwerik. Wie ‚t niet gelooft, betaalt een daalder!

Achtergronden
Interpretaties
Tekstanalyse
„Achtergronden bij het sprookje“ is een verhaal dat het klassieke archetype van de slimme underdog uitbeeldt. Het sprookje „Het snuggere snijdertje“, verzameld door de Gebroeders Grimm, draait om een slimme kleermaker die door middel van zijn vernuft en vindingrijkheid obstakels overwint en uiteindelijk de hand van de prinses wint.
Motieven en Thema’s:
Slimheid en Vindingrijkheid: Het verhaal benadrukt dat intelligentie en slimheid belangrijker zijn dan fysieke kracht of sociale status. De jonge kleermaker slaagt dankzij zijn verstand en durf, niet door rijkdom of macht.
Onderschatting van de Underdog: Het snijdertje wordt door anderen gezien als niet veel betekenend en wordt onderschat, maar hij bewijst dat hij ondanks zijn uiterlijk en positie zichzelf staande kan houden.
Trots en Vooroordelen: De prinses wordt opgevoerd als trots en veeleisend, iemand die haar potentiële echtgenoten test met raadsels. Dit weerspiegelt het idee dat trots en vooroordelen overwonnen kunnen worden door authentieke en onverwachte kwaliteiten.
Transformatie en Gebruik van Illusie: Het snijdertje gebruikt zijn inzicht om de beer te bedriegen en het gevaar dat gesteld wordt door de prinses te ontwapenen. Zijn vermogen om de realiteit te manipuleren door illusie speelt een centrale rol in zijn succes.
Kritiek op Sociale Normen: Het verhaal zet vraagtekens bij de normen van sociale status en waardering in een samenleving. Het snijdertje, hoewel van lage stand, stijgt boven zijn initiële sociale status uit en wint de hand van de prinses door zijn slimheid.
In dit sprookje ligt de nadruk op het belang van innerlijke kwaliteiten en de kracht van intelligentie en vindingrijkheid, die de held in staat stellen om de uitdagingen op zijn pad te overwinnen.
Het verhaal „Het snuggere snijdertje,“ een van de sprookjes van de Gebroeders Grimm, draait om een kleermaker die, tegen alle verwachtingen in, succesvol is in zijn streven om een trotse en veeleisende prinses te trouwen. Dit sprookje bevat verschillende elementen en thema’s die op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd.
Mogelijke Interpretaties van „Het snuggere snijdertje“:
De Kracht van Slimheid over Kracht: Het verhaal benadrukt dat intelligentie en slimheid kracht en fysieke vaardigheden kunnen overwinnen. Het snuggere snijdertje is niet fysiek sterk of indrukwekkend, maar hij gebruikt zijn verstand en vindingrijkheid om de uitdagingen op te lossen, zoals het raden van het raadsel van de prinses en het uit de weg ruimen van de bedreiging van de beer.
Ondanks Wangedrag Wordt Je Beloond: Het snijdertje is misschien niet per se een moreel voorbeeldig personage. Hij bedriegt de beer met kiezels voor noten en gebruikt list om zijn doel te bereiken. Toch wordt zijn slimmigheid beloond met succes en geluk. Deze interpretatie kan wijzen op het idee dat in sprookjes (en soms in de wereld) slimheid en bedrog een korte weg naar succes kunnen zijn.
Kritiek op Sociale Hiërarchie: Door een gewone kleermaker met een prinses te laten trouwen, spelen de Gebroeders Grimm mogelijk met het idee van sociale mobiliteit en de spot met de gevestigde sociale hiërarchieën. De schijnbaar onbeduidende kleermaker verslaat de hoogmoedige prinses en haar raadsels en wint haar uiteindelijk voor zich, wat kan interpreteren als een omkering van sociale normen.
De Prinses als Uitdaging: De prinses fungeert als een uitdaging of test die overwonnen moet worden. Haar raadsels en eisen zijn obstakels die de vrijers moeten overwinnen. Ze vertegenwoordigt een ultieme prijs, maar ook een uitdaging waaruit de ware aard en kunde van de persoon blijkt.
Humor en Ironie: Het verhaal heeft humoristische elementen, zoals de scene met de beer en de kiezels, en de uiteindelijke confrontatie met de beer die de bruiloft stoort maar door een simpele maar absurde truc wordt verdreven. Het sprookje kan dan ook gezien worden als een satire op ridderlijke heldendaden, door deze heroïsche elementen op een speelse en groteske manier te benaderen.
Dit sprookje laat zien dat doorzettingsvermogen en slimheid, in plaats van brute kracht, kunnen leiden tot het behalen van schijnbaar onmogelijke doelen. Ondanks zijn onvermogen om het kleermakersvak perfect te beheersen, behaalt het snuggere snijdertje toch de overwinning, hetgeen zowel inspirerend als komisch is.
Het sprookje „Het snuggere snijdertje“ van de Gebroeders Grimm is een klassiek voorbeeld van een verhaal waarin slimheid en vindingrijkheid centraal staan. In deze linguïstische analyse zullen we enkele taalkundige en narratieve elementen van het sprookje onder de loep nemen.
Het sprookje volgt de klassieke structuur van een uitdaging, een proef en een beloning.
In het begin wordt de uitdaging geïntroduceerd: de prinses die raadsels aan haar vrijers stelt. Deze structuur is typisch voor veel sprookjes en biedt een voorspelbaar kader dat luisteraars helpt om de verhaallijn te volgen.
De hoofdpersoon, het snuggere snijdertje, is een archetypische slimme maar nederige held. Hij wordt neergezet als een kleine, onaanzienlijke figuur – een „spring-in-‚t-veld“ – wat zijn uiteindelijke overwinning des te verrassender maakt. De term „spring-in-‚t-veld“ impliceert een zekere levendigheid en actief denkvermogen, wat overeenkomt met zijn slimme oplossingen.
De dialogen in het sprookje zijn levendig en zijn doorspekt met spreekwoorden en gezegden. Uitdrukkingen zoals „Flink gewaagd is half gewonnen“ weerspiegelen volkswijsheid en geven het sprookje een authentieke, volksachtige toon. Dit soort taalgebruik is kenmerkend voor de Grimms, die veel van hun sprookjes baseerden op mondelinge overleveringen.
Noten en kiezelstenen spelen een symbolische rol in het verhaal. De noten kunnen staan voor moeilijkheden of harde vraagstukken die alleen door intelligentie en vindingrijkheid kunnen worden opgelost. Het contrast tussen de harde kiezelstenen en de echte noten benadrukt het vermogen van het snijdertje om schijnbare problemen om te zetten in voordelen. De draaibank en de viool symboliseren controle en vernuft. De wijze waarop het snijdertje de beer voor de gek houdt, legt de nadruk op de kracht van intellect boven brute kracht.
Belangrijke thema’s in het sprookje zijn slimheid versus kracht, voorspoed door intelligentie en de omkering van sociale status. Het verhaal laat zien hoe intelligentie en creativiteit deuren kunnen openen die voor anderen gesloten blijven. Het idee dat iemand uit een nederige achtergrond kan opklimmen naar een hoge sociale positie door slimheid sluit aan bij het bredere thema van sociale mobiliteit, dat vooral aantrekkelijk was in de tijd dat de sprookjes werden verzameld.
„Het snuggere snijdertje“ is meer dan een eenvoudig sprookje; het is een verhaal dat dieper ingaat op de waardering van slimheid en intelligentie, verpakt in een vrolijke en avontuurlijke vertelling. De combinatie van humor, spanning en moraal maakt dit sprookje tot een blijvende klassieker in de Europese volksliteratuur.
Informatie voor wetenschappelijke analyse
Kengeta | Waarde |
---|---|
Aantal | KHM 114 |
Aarne-Thompson-Uther-Index | ATU Typ 850 |
Vertalingen | DE, EN, DA, ES, PT, FI, HU, IT, JA, NL, PL, RO, RU, TR, VI, ZH |
Leesbaarheidsindex door Björnsson | 34.6 |
Flesch-Reading-Ease Index | 69.1 |
Flesch–Kincaid Grade-Level | 8.9 |
Gunning Fog Index | 11.5 |
Coleman–Liau Index | 8.2 |
SMOG Index | 10.5 |
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex | 8.4 |
Aantal karakters | 6.109 |
Aantal letters | 4.674 |
Aantal zinnen | 54 |
Aantal woorden | 1.148 |
Gemiddeld aantal woorden per zin | 21,26 |
Woorden met meer dan 6 letters | 153 |
Percentage lange woorden | 13.3% |
Totaal lettergrepen | 1.576 |
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord | 1,37 |
Woorden met drie lettergrepen | 86 |
Percentage woorden met drie lettergrepen | 7.5% |