Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
Frieder en Katherliesje
Grimm Märchen

Frieder en Katherliesje - Sprookje van de Gebroeders Grimm

Leestijd voor kinderen: 18 min

Er was eens een man die Frieder heette en een vrouw die heette Katherliesje. Zij waren met elkaar getrouwd en leefden samen als jong paar. Op een dag sprak Frieder: „Ik ga nu naar het land, Katherliesje, als ik terugkom moet er gebraden vlees op tafel staan voor de honger en een frisse dronk erbij voor de dorst.“ – „Ga maar, Friedertje,“ antwoordde Katherlies, „ga maar, het komt in orde.“ Toen het nu etenstijd werd haalde zij een worst uit de schoorsteen, legde die in een braadpan, deed er boter bij en zette hem op het vuur. De worst begon te braden en te sissen en Katherliesje stond erbij, hield de steel van de pan vast en liet haar gedachten de vrije loop. Toen bedacht zij: terwijl de worst gaar wordt zou ik in de kelder de drank wel kunnen gaan tappen. Zij zette dus de steel van de pan vast, nam een kan, ging de kelder in en tapte bier. Het bier liep in de kan en Katherliesje keek toe; toen bedacht zij: Jeminee, de hond is boven en hij ligt niet vast, die zou de worst wel eens uit de pan kunnen halen, dat zou mij wat zijn! En in een ommezien was zij de keldertrap op, maar Kees had de worst al in zijn bek en sleepte die over de grond met zich mee. Maar Katherliesje, ook niet lui, zette hem na en achtervolgde hem een flink eind het veld in; maar de hond was sneller dan Katherliesje en hij liet de worst niet los doch liet hem over de akker achter zich aan huppelen. „Weg is weg,“ sprak Katherliesje, keerde om en daar zij moe was geworden van het harde lopen, liep zij lekker langzaam om af te koelen. Al die tijd bleef het bier steeds maar uit het vat lopen want Katherliesje had de kraan niet dichtgedraaid en toen de kan vol was en er verder geen ruimte meer was, liep het bier de kelder in en hield niet op voordat het hele vat leeg was. Katherliesje zag het ongeluk al op de trap. „Welverdraaid,“ riep zij, „hoe moet ik het nu aanleggen dat Frieder het niet merkt.“ Zij dacht een poosje na en eindelijk viel haar in dat er van de laatste jaarmarkt nog een zak mooi tarwemeel op zolder stond, die zou zij naar beneden halen en in het bier uitstrooien. „Ja,“ sprak zij, „wie wat bewaart, die heeft wat als de nood aan de man komt,“ en zij klom naar de zolder, droeg de zak naar beneden en wierp die boven op de kan met bier zodat die omviel en Frieder’s dronk ook in de kelder ronddreef. „Zo is het goed,“ sprak Katherliesje, „waar het ene is mag het andere niet ontbreken,“ en zij strooide het meel over de hele kelder uit. Toen zij klaar was, was zij opgetogen over haar werk en zei: „Wat ziet het er hier schoon en fris uit.“

Om twaalf uur kwam Frieder thuis. „Wel vrouw, wat heb je voor me klaargemaakt?“ – „Och, Friedertje,“ antwoordde zij, „ik wilde een worst voor je braden, maar terwijl ik bier tapte heeft de hond hem uit de pan weggenomen en terwijl ik de hond achterna zat, is het vat met bier leeggelopen en toen ik het bier met tarwemeel wilde opdrogen heb ik de kan ook nog omgegooid; maar wees maar kalm, de kelder is weer helemaal droog.“ Frieder sprak: „Katherliesje, Katherliesje, dat had je niet moeten doen! Dat laat me de worst wegpakken en het bier uit het vat lopen en vermorst bovendien nog ons fijne meel!“ – „Ja, Friedertje, dat wist ik niet, dat had je dan moeten zeggen.“

De man dacht: als het zo met je vrouw gesteld is, moet je betere voorzorgsmaatregelen nemen. Nu had hij een aardig sommetje daalders bij elkaar gespaard die hij in goud omwisselde en hij zei tegen Katherliesje: „Kijk eens, dit zijn gele speelmunten, ik zal ze in een pot doen en in de stal onder de krib van de koe begraven – maar je komt er niet aan, anders zal het je slecht vergaan.“ Zij sprak: „Nee Friedertje, dat zal ik heus niet doen.“ Maar toen Frieder weg was kwamen er marskramers in het dorp die aardewerken potten en pannen te koop hadden en zij vroegen de jonge vrouw of zij iets wilde kopen. „Och, beste mensen,“ sprak Katherliesje, „ik heb geen geld en ik kan niets kopen, maar als jullie gele speelmunten kunt gebruiken, dan wil ik wel wat kopen.“ – „Gele speelmunten, waarom niet? Laat ze maar eens zien.“ – „Dan moeten jullie naar de stal gaan en onder de krib van de koe graven, dan vinden jullie de gele speelmunten, ik mag er niet in de buurt komen.“ De spitsboeven gingen erheen, groeven en vonden puur goud. Zij gingen ermee vandoor en lieten de potten en pannen in het huis achter. Katherliesje vond dat zij het nieuwe keukengerei nu ook moest gebruiken maar aangezien daar in de keuken helemaal geen gebrek aan was, sloeg zij de bodem uit iedere pot en zette ze allemaal als versiering op de palen van het hek rondom het huis. Toen Frieder thuiskwam en de nieuwe versiering zag, zei hij: „Katherliesje, wat heb je gedaan?“ – „Dat heb ik gekocht, Friedertje, voor die gele speelmunten die onder de krib van de koe zaten; ik ben er niet naartoe gegaan, de marskramers hebben het zelf moeten opgraven.“ – „Och vrouw,“ sprak Frieder, „wat heb je gedaan! Dat waren geen speelmunten, het was zuiver goud en het was ons hele vermogen; dat had je niet moeten doen.“ – „Ja, Friedertje,“ antwoordde zij, „dat wist ik niet, dat had je mij dan van tevoren moeten zeggen.“

Katherliesje stond een poosje na te denken, toe sprak zij: „Luister eens, Friedertje, dat goud krijgen wij wel weer terug, laten wij achter die dieven aangaan.“ – „Kom dan maar,“ sprak Frieder, „wij zullen het proberen; maar neem boter en kaas mee, zodat wij onderweg wat te eten hebben!“ – „Ja Friedertje, zal ‚t meenemen.“ Zij gingen vlug op weg en daar Frieder sneller ter been was liep Katherliesje een eind achter hem aan. Het is gunstig voor mij, dacht zij, want als wij omkeren dan ben ik een stuk voor. Toen kwam zij bij een berg waar aan beide zijden van de weg diepe karrensporen waren. „Nu zie je eens,“ sprak Katherliesje, „hoe zij die arme aarde verscheurd, geschonden en vertrapt hebben. Die wordt van zijn levensdagen niet meer heel.“ En uit medelijden nam zij de boter en bestreek daarmee rechts en links de wagensporen, opdat ze niet zo zouden worden platgedrukt door de wielen, maar toen zij bij haar barmhartige daad bukte, rolde een kaas uit haar zak de berg af. Sprak Katherliesje: „Ik ben die weg al eenmaal naar boven gegaan ik ga hem niet weer af, laat een ander er maar heenlopen om die kaas terug te halen.“ En dus nam zij een tweede kaas en liet die naar beneden rollen. De kazen kwamen echter niet terug en toen liet zij nog een derde kaas naar beneden rollen en dacht: misschien wachten ze op gezelschap en lopen ze liever niet alleen. Toen ze alle drie wegbleven sprak zij: „Ik weet niet wat dat moet betekenen, maar het kan zijn dat de derde de weg niet heeft gevonden en verdwaald is, ik zal de vierde maar sturen, dan kan die hem roepen.“ De vierde deed het echter niet beter dan de derde. Toen werd Katherliesje boos en wierp de vijfde en de zesde ook nog naar beneden en dat waren de laatste kazen! Zij bleef een tijdje staan wachten om te zien of ze nog zouden komen, maar toen ze maar niet terugkwamen sprak zij: „Jullie zouden goed zijn om de dood op te halen: jullie blijven mooi lang weg; dacht je soms dat ik nog langer op jullie wacht? Ik ga weg, je komt maar achter mij aan, jullie hebben jongere benen dan ik.“ Katherliesje ging weg en trof Frieder aan die stond te wachten, omdat hij graag iets wilde eten. „Kom, geef eens hier wat je hebt meegebracht.“ Zij bood hem het droge brood aan. „Waar is de boter en de kaas?“ vroeg haar man. „Ach, Friedertje,“ zei Katherliesje, „met de boter heb ik de karrensporen ingesmeerd en de kazen zullen wel dadelijk komen; één liep er weg en toen heb ik de andere er achter aan gestuurd om hem te roepen.“ Sprak Frieder: „Dat had je niet moeten doen, Katherliesje, de boter aan de weg smeren en de kazen naar beneden rollen.“ – „Ja, Friedertje, dat had je mij dan moeten zeggen.“

Toen aten zij samen het droge brood op en Frieder zei: „Katherliesje, heb je het huis wel afgesloten toen je wegging?“ – „Nee, Friedertje, dat had je mij van tevoren moeten zeggen.“ – „Ga dan weer terug en sluit eerst het huis af voor wij verder gaan en breng ook iets anders te eten mee, ik zal hier op je wachten.“ Katherliesje ging terug en dacht: Friedertje wil iets anders te eten hebben, van boter en kaas houdt hij zeker niet, ik zal een doek met gedroogde appeltjes en een kruik azijn als drank meenemen. Toen grendelde zij de bovendeur maar de onderdeur tilde zij eruit, zette hem op haar schouders en zij dacht dat het hele huis veilig zou zijn, wanneer zij de deur in veiligheid had gebracht. Katherliesje haastte zich onderweg niet en dacht: des te langer rust Friedertje uit. Toen zij weer bij hem kwam sprak zij: „Kijk Friedertje, daar heb je de huisdeur, nu kan je zelf op het huis passen.“ – „Ach God,“ sprak hij, „ik heb me ook een slimme vrouw; wie neemt nu de onderdeur eruit zodat iedereen naar binnen kan en grendelt hem van boven af! Nu is het te laat om nog eens naar huis te gaan; maar je hebt zelf de deur hier gebracht, nu moet je hem ook maar zelf verder dragen.“ – „Ik zal de deur dragen, Friedertje, maar de gedroogde appeltjes en de kruik azijn worden mij te zwaar, die zal ik aan de deur ophangen, dan kan die ze dragen.“

Zij liepen nu het bos in om de spitsboeven te zoeken maar zij vonden hen niet. Daar het tenslotte donker werd klommen zij in een boom om daar te overnachten. Maar nauwelijks zaten zij daarbovenin of daar kwamen van die kerels aan die wegslepen wat niet mee wil en dingen vinden vóór ze verloren zijn. Zij gingen precies onder de boom zitten waarin Frieder en Katherliesje zaten, zij maakten een vuur aan en wilden de buit gaan verdelen. Frieder klom aan de andere kant uit de boom en zocht stenen, klom daarmee weer naar boven en wilde de dieven doodgooien. De stenen raakten hen echter niet en de spitsboeven riepen: „Het wordt gauw morgen, de wind schudt de dennenappels uit de boom.“ Katherliesje had nog steeds de deur op haar schouder en omdat hij zo zwaar woog dacht zij dat dat de schuld was van de gedroogde appeltjes en zij sprak: „Friedertje ik ga die gedroogde appeltjes naar beneden gooien.“ – „Nee, Katherliesje, niet nu,“ antwoordde hij, „ze zouden ons kunnen verraden.“ – „Ach Friedertje, ik kan niet anders, ze worden mij te zwaar.“ – „Nu, voor de drommel, doe het dan.“ Toen rolden de gedroogde appeltjes tussen de takken door omlaag en die kerels daar beneden zeiden: „De vogels laten wat vallen.“ Een poosje later zei Katherliesje, daar de deur nog steeds te zwaar woog: „Ach, Friedertje, ik ga de azijn uitgieten.“ – „Nee, Katherliesje, dat mag je niet doen, het zou ons kunnen verraden.“ -„Ach, Friedertje, ik kan niet anders, die azijn is mij te zwaar.“ – „Nu, voor de drommel, doe het dan!“ Toen goot zij de azijn uit zodat het die kerels bespatte. Zij spraken onder elkaar: „De dauw drupt al naar beneden.“ Tenslotte dacht Katherliesje: zou het soms die deur zijn die zo zwaar weegt? en zij sprak: „Friedertje, ik ga de deur naar beneden gooien.“ – „Nee, Katherliesje, niet nu, dat zou ons kunnen verraden.“ – „Ach Friedertje, ik kan niet anders. Hij drukt zo zwaar op mijn schouders.“ – „Nee Katherliesje, houd hem vast.“ – „Ach, Friedertje, ik laat hem vallen!“ – „Welnu,“ antwoordde Frieder boos, „laat dan voor de duivel die deur vallen.“ Toen viel hij met veel geraas naar beneden en die kerels onderaan de boom riepen: „De duivel komt uit de boom,“ en zij smeerden hem en lieten alles in de steek. Toen die twee de volgende morgen uit de boom kwamen vonden zij al hun goud terug en brachten het naar huis.

Toen zij weer thuis waren, sprak Frieder: „Katherliesje, wees nu vlijtig en ga werken.“ – „Ja, Friedertje, zal het doen, zal met de sikkel het veld ingaan om te oogsten.“ Toen Katherliesje op het veld kwam zei zij tegen zichzelf: „Zal ik eten vóór ik ga snijden, of slapen vóór ik ga snijden? Kom, ik ga eerst eten.“ Toen at Katherliesje en werd tijdens het eten slaperig en toen begon zij te snijden en sneed half in droom al haar kleren kapot, haar schort, haar rok en haar hemd. Toen Katherliesje na een diepe slaap weer wakker werd, stond zij daar half naakt en zei tot zichzelf: „Ben ik het of ben ik het niet? Ach, ik ben het niet.“ Ondertussen werd het nacht en toen liep Katherliesje het dorp in, klopte aan het venster van haar man en riep: „Friedertje!“ – „Wat is er?“ -„Ik wilde graag weten of Katherliesje binnen is!“ – „Ja, ja,“ antwoordde Frieder, „die zal binnen wel liggen slapen.“ En zij sprak: „Goed, dan ben ik zeker al thuis,“ en zij liep weg.

Daarbuiten kwam Katherliesje spitsboeven tegen die wilden gaan stelen. Toen ging zij naar hen toe en sprak: „Ik zal jullie helpen stelen.“ De boeven dachten dat zij de omgeving kenden en vonden het goed. Katherliesje ging voor de huizen staan en riep: „Mensen hebben jullie wat? Wij willen gaan stelen!“ De boeven dachten: dat kan mij wat worden, en wilden wel dat zij Katherliesje weer kwijt waren. Toen zeiden zij tegen haar: „Buiten het dorp heeft de pastoor bieten op zijn akker staan, ga erheen en trek ze er voor ons uit.“ Katherliesje ging naar het land en begon bieten uit te trekken, maar ze was erg lui en richtte zich niet op. Toen kwam er een man voorbij die het zag en hij stond stil en dacht dat het de duivel was die zo in de wortelen zat te wroeten. Hij liep hard naar het dorp toe en sprak: „Mijnheer pastoor, op uw bietenveld zit de duivel de bieten uit te trekken.“ – „Ach God,“ antwoordde de pastoor, „ik heb een lamme voet en kan er niet heen om hem uit te bannen.“ Toen sprak de man: „Dan zal ik u op mijn rug nemen,“ en hij droeg hem erheen. En toen zij bij het land kwamen wilde Katherliesje juist weggaan en kwam overeind. „O, de duivel!“ riep de pastoor en beiden renden weg en de pastoor kon door de grote angst met zijn lamme voet beter lopen dan de man die hem op zijn rug had gedragen met zijn beide gezonde benen.

LanguagesLearn languages. Double-tap on a word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Achtergronden

Interpretaties

Tekstanalyse

„Frieder en Katherliesje“ is een van de vele verhalen verzameld door de Gebroeders Grimm. Het verhaal biedt een komische kijk op de relatie tussen Frieder en zijn naïeve en onhandige vrouw Katherliesje. De verhaallijn volgt de consequenties van Katherliesje’s goedbedoelde, maar blunderende acties.

Het verhaal bevat elementen die typerend zijn voor veel van de Grimm-sprookjes: absurde situaties, ongebruikelijke oplossingen en een subtiele morele les. Katherliesje’s handelingen worden geleid door haar gebrek aan inzicht en voortvarendheid, terwijl Frieder als haar pragmaticus functioneert die merkt dat zijn vrouw steeds weer in problemen raakt.

De recurrente uitspraak „dat had je me dan van tevoren moeten zeggen“ benadrukt het thema van miscommunicatie en de gevolgen van gebrekkige instructies. Elke actie van Katherliesje lijkt voort te komen uit een verkeerde interpretatie of een misplaatst verstand van de situatie, wat vaak leidt tot nieuwe problemen en samen enkele komische momenten oplevert.

De climax bestaat uit Katherliesje die een deur van hun huis meeneemt tijdens hun avontuur, in de overtuiging dat de fysieke deur het huis zal beschermen. Dit uiteindelijke misverstand leidt tot een reeks hilarische gebeurtenissen die uiteindelijk in hun voordeel blijken uit te pakken als ze hun gestolen goud terugvinden.

De verhalen van de Grimm-broers bevatten vaak een mix van naïviteit en wijsheid, en „Frieder en Katherliesje“ is geen uitzondering. Het verhaal toont op een humoristische manier hoe chaos en misverstanden kunnen ontstaan uit een combinatie van onwetendheid en gebrek aan communicatie, terwijl het uiteindelijk toch goedkomt dankzij een flinke dosis geluk.

Frieder en Katherliesje is een sprookje van de Gebroeders Grimm dat een humoristisch en ironisch portret van een onhandige doch goedbedoelende vrouw, Katherliesje, en haar geduldige maar vaak gefrustreerde man, Frieder. Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van het dagelijkse leven en dompelt ons onder in een reeks van absurde en ongelukkige voorvallen, grotendeels aangewakkerd door Katherliesjes ondoordachte acties en misverstanden.

Verschillende Interpretaties van het Sprookje:

Komedie van Fouten: Het sprookje kan worden gezien als een komedie van fouten, waarbij Katherliesjes onnozele en vaak rampzalige beslissingen leiden tot onverwachte en amusante situaties. Haar onhandigheid is de bron van humor en maakt haar een onvergetelijk personage in de traditie van klunzige, doch charmante sprookjesfiguren.

Satire over Huiselijk Leven: Het kan ook worden geïnterpreteerd als een satire op het traditionele huwelijksleven en de genderrollen binnen het huishouden. Frieder verwacht dat zijn vrouw alles in goede banen leidt, maar ondanks haar goede bedoelingen gaat alles mis, wat de verwachtingen en realiteit van huishoudelijke verantwoordelijkheden belicht.

Levensles over Geduld en Begrip: Het verhaal bevat een impliciete boodschap over het belang van geduld, begrip en communicatie in relaties. Frieder probeert om te gaan met Katherliesjes fouten en hoewel zijn frustratie soms naar voren komt, blijft hij geduldig en ondersteunend, wat uiteindelijk leidt tot een gelukkig einde.

De Consequenties van Naïviteit: Het sprookje illustreert ook de gevolgen van naïviteit en gebrek aan voorzichtigheid. Katherliesje maakt voortdurend slecht doordachte beslissingen zonder de implicaties ervan te begrijpen. Dit benadrukt de noodzaak van wijsheid en bedachtzaamheid in het dagelijks leven.

Surrealistische Narigheid: De toevloed van ongelukkige gebeurtenissen en de chaotische vooruitgang van het verhaal geven het een surrealistisch tintje. Katherliesjes acties leiden tot bizarre situaties die de logica te boven gaan en haar wereld transformeren in een plek van verwarring en verrassingen.

Samenvattend is „Frieder en Katherliesje“ een verhaal dat niet alleen vermakelijk is, maar dat ons ook aan het denken zet over menselijke zwakheden, verwachtingen binnen relaties, en de humor die in het alledaagse kan worden gevonden. De verschillende interpretaties laten zien hoe het verhaal verschillende lagen heeft die meer inzicht bieden in de menselijke natuur en sociale dynamiek.

Het sprookje „Frieder en Katherliesje“ van de Gebroeders Grimm is een typisch voorbeeld van de humoristische en satirische verhalen die vaak voorkomen in hun collectie. Het verhaal beschrijft de avonturen van een naïef en vergeetachtig stel, waarvan vooral de vrouw, Katherliesje, een reeks blunders begaat die leiden tot komische en soms catastrofale situaties. Hier volgt een linguïstische analyse van enkele aspecten van dit sprookje.

Structuur en Narratieve Elementen

1.

Traditie van het Volksverhaal:
Het verhaal volgt de klassieke structuur van volksverhalen en sprookjes: het begint met „Er was eens,“ wat meteen de tijdloze en ongespecificeerde setting kenmerkt. Het verhaal is lineair en episodisch, met een opeenvolging van gebeurtenissen die meestal voortkomen uit het gebrek aan inzicht van Katherliesje.

2.

Dialogen:
De dialogen tussen Frieder en Katherliesje zijn eenvoudig en repetitief van aard. De herhaling van „Ja, Friedertje, dat had je dan moeten zeggen“ benadrukt de voortdurende miscommunicatie tussen het paar en dient als komisch element. Dit soort herhaling is kenmerkend voor orale overlevering en maakt het verhaal gemakkelijk te onthouden en te vertellen.

Thematische Elementen

1.

Humor en Absurditeit:
Dit sprookje haalt zijn humor uit de absurde acties en beslissingen van Katherliesje, zoals het idee dat de kazen zelfstandig de berg op zullen rollen of dat het huis beschermt is door de deur mee te nemen. Deze overdrijving en absurdisme zijn belangrijke elementen in satirische sprookjes.

2.

Genderrollen:
Het verhaal speelt met traditionele genderrollen en huishoudelijke taken. Frieder neemt de rationele rol aan en probeert orde te scheppen, terwijl Katherliesje als de zorgeloze en onnadenkende vrouw de chaos introduceert. Hoewel dit een traditioneel patroon volgt, kan de overdrijving ervan ook gelezen worden als een lichte kritiek op deze stereotypering.

Taalgebruik

1.

Eenvoudige Taal:
Het sprookje maakt gebruik van simpele en directe taal. Dit zorgt ervoor dat het verhaal toegankelijk blijft voor zowel kinderen als volwassenen. De eenvoudige taal en structuur helpen bij het versterken van de komische elementen.

2.

Beeldspraak en Expressies:
Het verhaal maakt veelvuldig gebruik van beeldende uitdrukkingen, zoals “de dauw drupt al naar beneden” en “de duivel komt uit de boom,” die situaties op een levendige manier beschrijven en bijdragen aan de humor en het absurdisme van de gebeurtenissen.

3.

Dialectische Elementen:
Hoewel de tekst in standaard Nederlands is geschreven, kunnen sommige woordkeuzes en constructies (zoals „Friedertje“) als dialectisch of verkleinend worden beschouwd, wat kenmerkend is voor oraliteit en volksvertellingen.

Moraal en Functie

1.

Didactische Functie:
Hoewel het verhaal voornamelijk humoristisch is, levert het impliciete leermomenten over praktische wijsheid en het belang van communicatie. Het weerspiegelt een cultureel inzicht in het belang van voorzichtigheid en begrip in de dagelijkse gang van zaken.

2.

Sociale Spiegeling:
Het verhaal werkt als een spiegel voor sociale normen en domheid, waarbij het publiek wordt uitgenodigd om te lachen om de absurditeit van menselijke tekortkomingen. Het biedt een gelegenheid voor zelfreflectie op menselijke dwaasheden.

In conclusie, „Frieder en Katherliesje“ is een vermakelijk sprookje dat zijn kracht haalt uit humor, structurele eenvoud, en een scherpe spot met menselijke zwakheden. Het blijft niet alleen een plezierig verhaal om te lezen, maar dient ook een breder maatschappelijk doel door het bekritiseren en karikaturiseren van menselijke tekortkomingen en traditionele normen.


Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
AantalKHM 59
Aarne-Thompson-Uther-IndexATU Typs 1387
VertalingenDE, EN, DA, ES, PT, FI, HU, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH
Leesbaarheidsindex door Björnsson32.3
Flesch-Reading-Ease Index67.7
Flesch–Kincaid Grade-Level8.6
Gunning Fog Index10.2
Coleman–Liau Index9.2
SMOG Index10.6
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex8.2
Aantal karakters13.793
Aantal letters10.662
Aantal zinnen130
Aantal woorden2.509
Gemiddeld aantal woorden per zin19,30
Woorden met meer dan 6 letters325
Percentage lange woorden13%
Totaal lettergrepen3.546
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,41
Woorden met drie lettergrepen217
Percentage woorden met drie lettergrepen8.6%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2025 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch