Childstories.org
  • 1
  • Alle sprookjes
    van Grimm
  • 2
  • Gesorteerd op
    leestijd
  • 3
  • Perfect voor
    het voorlezen
De jood in de doornstruik
Grimm Märchen

De jood in de doornstruik - Sprookje van de Gebroeders Grimm

Leestijd voor kinderen: 13 min

Er was eens een rijk man, en hij had een knecht die hem vol ijver diende, ’s Morgens was hij het eerst uit bed, ’s avonds het laatste erin en als er zwaar of moeilijk werk was, dan pakte hij altijd het eerst aan. En hij klaagde nooit, maar was altijd tevreden en altijd vrolijk. Toen het jaar om was, gaf de man hem geen loon maar dacht: „Zo doe ik het slimste, nu kan ik dat uitsparen, en hij gaat toch niet weg, maar blijft rustig in mijn dienst.“ De knecht zweeg er ook over, het tweede jaar deed hij zijn werk als het eerste, en toen hij aan ‚t eind weer geen loon kreeg, liet hij dat nog toe en bleef nog eens. Toen nu ook het derde jaar om was, bedacht de meester zich, greep in zijn zak, maar hij nam er niets uit. Dan begon de knecht eindelijk te spreken en zei: „Heer, ik heb u drie jaar lang trouw en met ere gediend, wees zo goed en geef mij, wat mij toekomt: ik wilde nu gaan en wilde nog eens wat meer van de wereld gaan zien.“ Toen antwoordde de vrek: „Ja beste knecht, je hebt me altijd trouw gediend en je zult er goed voor beloond worden,“ en weer greep hij in zijn jaszak en betaalde de knecht met drie enkele stuivers: „daar heb je voor elk jaar een stuiver; het is een groot en rijk loon, zoals je van weinig heren zou hebben gekregen.“ Maar de goede knecht die van geld maar weinig afwist, streek zijn kapitaal op en dacht: „Nu heb je volop in je zak, wat voor zorgen heb je nu nog en waarom zou je ‚t je moeilijk maken met zwaar werk.“

En hij trok weg, berg op, berg af, zingend en springend naar hartelust. Toen hij langs een bosje liep, kwam daar een klein mannetje uit en riep hem toe: „Waarheen gaat dat, jij vrolijke Frans? Ik kan wel zien datje aan je zorgen geen zware last hebt.“ – „Waar zou ik zorg over hebben,“ antwoordde de knecht, „ik heb volop, het loon van drie jaar danst in mijn geldzak.“ – „Hoeveel bedraagt die schat?“ vroeg het mannetje hem. „Hoeveel? Wel drie hele stuivers welgeteld.“ – „Hoor eens,“ zei de dwerg, „ik ben een arme stakker van een man. Geef mij die drie stuivers; ik kan niet meer werken. Maar jij bent jong en kunt je brood nog makkelijk verdienen.“ En omdat de knecht een goed hart hard en medelijden had met dat kleine mannetje, reikte hij hem zijn drie stuivers aan en zei: „Nu, in Godsnaam. Het zal mij toch wel goed gaan.“ Toen zei de dwerg: „Ik zie dat je een goed hart hebt; en ik sta je drie wensen toe, één voor elke stuiver; die zullen vervuld worden.“ – „Aha,“ zei de knecht, „jij bent er nog eens eentje. Nu, als het dan toch kan: dan wens ik me ten eerste een blaaspijp die alles treft waarnaar ik mikken wil, ten tweede een viool, en als ik daarop speel, moet alles dansen wat die klank hoort, ten derde dat een vraag me niet geweigerd wordt.“ – „Dat kan je allemaal krijgen,“ zei de dwerg en hij haalde wat tussen de struiken, en denk eens, daar lagen de viool en de pijp al klaar alsof ze besteld waren. Hij gaf beide dingen aan de knecht en sprak toen: „Welk verzoek je ooit aan iemand doet, niemand ter wereld zal het afslaan.“ – „Mijn hartje, wat wil je nog meer?“ zei de knecht tegen zichzelf en hij trok vrolijk verder. Weldra ontmoette hij een Jood met een lange sik; hij stond naar ‚t gezang van een vogel te luisteren die helemaal op het topje van een boom zat. „Een wonder van God!“ riep hij uit, „zo’n kleine dier en zo’n geweldige stem! Als die nu eens van mij was! Kon ik hem maar wat zout op zijn staart strooien!“ – „Als het anders niet is,“ zei de knecht, „die vogel kan gauw beneden zijn,“ en hij legde aan en hij trof hem precies; en de vogel viel in de doornhaag. „Kom, kerel,“ zei hij tegen de Jood, „haal je vogel maar.“ – „Die is van mij,“ zei de Jood, „ik zal hem halen, omdat hij nu toch getroffen is.“ En hij ging op de grond liggen en werkte zich al kruipend in de haag. Toen hij midden in de dorens was, kreeg de knecht ineens een ondeugende inval en hij nam zijn viool en begon te spelen. Meteen begon de Jood de benen op te heffen en te springen, en hoe harder hij speelde, hoe sneller de dans. Maar de dorens verscheurden zijn versleten pak, kamden hem zijn sik uit en staken hem over zijn hele lijf. „Wat moet dat fiedelen!“ riep de Jood, „meneer moet dat spelen laten, ik wil niet dansen!“ Maar de knecht luisterde niet en dacht: „Jij hebt de mensen genoeg laten lijden; nu zal de doornhaag je niet beter maken,“ en hij speelde opnieuw, zodat de Jood hoger moest springen en de lappen van zijn pak aan de stekels bleven hangen. „O wee!“ riep de Jood, „ik zal meneer geven wat hij verlangt, een buidel vol goud, als hij maar ophoudt met spelen.“ – „Als je zoveel geld kunt geven,“ sprak de knecht, „dan wil ik wel met de muziek ophouden, maar dat moet ik tot je eer zeggen, je kunt uitstekend dansen!“ en hij nam de buidel op en ging verder.

De Jood bleef staan, keek hem na en was stil tot de knecht een heel eind weg was, en helemaal uit zijn ogen verdwenen. Dan schreeuwde hij uit alle macht: „Jij miserabele muzikant, jij bierfiedelaar, wacht maar tot ik jou eens alleen tref! Dan zal ik je zo opjagen, dat je de zolen van je schoenen zult verliezen, lomperd, hang een kwartje aan je hals, dan ben je zes stuivers waard!“ en hij bleef schelden wat hij maar bedenken kon. En toen hij zich daaraan tegoed had gedaan en wat lucht gekregen had, liep hij in de stad naar de rechter. „Rechter! o wee! Kijk eens, hoe een goddeloos mens mij zo maar op de openbare weg heeft beroofd en kwaad gedaan: een steen op de aarde zou nog medelijden hebben: mijn kleren gescheurd! mijn ledematen gestoken en gekrabd! mijn beetje armoe en mijn buidel geld genomen! Allemaal dukaten, de één nog mooier dan de ander: om Gods wil, werp die man in de gevangenis!“ De rechter sprak: „Was dat een soldaat die je zo heeft toegetakeld met zijn sabel?“ – „God beware ons!“ zei de Jood, „een naakte degen heeft hij niet gehad, maar een blaaspijp had hij en een viool om zijn hals hangen, die booswicht is gemakkelijk te vinden.“

De rechter zond zijn mannen uit om hem te zoeken en ze vonden de goede knecht, hij was heel langzaam verder gelopen en de buidel met goudstukken had hij nog bij zich. Toen hij voor het gerecht werd gesleept, zei hij: „Ik heb die Jood niet aangeraakt en ik heb hem het geld niet afgenomen, hij heeft het mij uit vrije wil aangeboden, want hij wilde dat ik ophield met vioolspelen, want hij kon niet tegen mijn muziek.“ – „God beware ons!“ riep de Jood, „die heeft leugens bij de hand als vliegen aan de wand.“ Maar de rechter geloofde het ook niet en zei: „Dat is een slechte verontschuldiging; een Jood biedt geen geld aan,“ en hij veroordeelde de goede knecht wegens straatroof tot de galg. En toen hij weggevoerd werd, schreeuwde de Jood hem nog toe: „Jij kerel in een berevel, jij hondenmuzikant, nu krijg je je verdiende loon!“ De knecht steeg heel rustig met de beul de ladder op, maar op de laatste sport draaide hij zich om en zei: „Vervul van mij nog één wens, voor ik sterf.“ – „Ja,“ zei de rechter, „behalve dan je leven.“ – „Ik vraag niet om mijn leven,“ zei de knecht, „ik vraag, laat me voor ‚t laatst nog eens op mijn viool te spelen.“ De Jood schreeuwde het uit: „Om Gods wil, sta dat niet toe, sta dat niet toe!“ Maar de rechter zei: „Waarom zou ik hem die korte vreugde niet gunnen: het is hem toegestaan.“ Want hij kon het niet afslaan, om die gave die de knecht gegeven was. Maar de Jood riep: „O wee! o wee! Bind me vast! Bind me vast!“ Nu nam de knecht zijn viool van de band, zette hem onder de kin, en toen de strijkstok over de snaren ging, begon alles te wiegen en te wiebelen; de rechter, de schrijver en de gerechtsdienaars, de strik viel de beul uit de hand, die de Jood zou vastbinden, en bij de tweede streek over de snaren hieven allen hun benen op, de beul liet hem los en begon te dansen; bij de derde streek sprongen allen in de hoogte en begonnen ook te dansen, en de rechter en de Jood samen vooraan en ze dansten het mooist. Weldra danste ieder mee die uit nieuwsgierigheid op de markt was gekomen, ouden en jongen met elkaar en dikken en dunnen, zelfs de honden die meegelopen waren, gingen op hun achterpoten staan en dansten mee. En hoe langer hij speelde, des te hoger sprongen de dansers, zodat ze elkaar tegen ‚t hoofd stootten en ze begonnen te schreeuwen. Eindelijk riep de rechter buiten adem: „Ik schenk je ‚t leven, maar hou op met vioolspelen.“ De knecht liet zich bepraten, legde de viool weg, hing ze weer om zijn hals en kwam de ladder af. Hij ging naar de Jood die op de grond naar adem lag te snakken en hij zei: „Schurk, erken nu, waar je het geld vandaan had, of ik neem de viool weer van de hals en begin weer te spelen.“ – „Gestolen heb ik het, gestolen!“ riep hij, „maar jij had het eerlijk verdiend.“ En nu liet de rechter de Jood naar de galg leiden‘ en als dief ophangen.

LanguagesLearn languages. Double-tap on a word.Learn languages in context with Childstories.org and Deepl.com.

Achtergronden

Interpretaties

Tekstanalyse

„De Jood in de Doornstruik“ is een van de vele sprookjes verzameld door de Gebroeders Grimm. Dit verhaal draait om een knecht die, na jarenlang zonder loon te werken voor zijn gierige meester, de wereld intrekt met slechts drie stuivers.

Onderweg komt hij een dwerg tegen die hem drie wensen geeft: een blaaspijp die altijd zijn doel treft, een viool die iedereen doet dansen als hij speelt, en de garantie dat niemand hem een verzoek kan weigeren.

Tijdens zijn reis ontmoet de knecht een Jood en schiet voor hem een vogel uit een boom. De vogel valt in een doornhaag, en terwijl de Jood deze probeert te pakken, speelt de knecht op zijn viool, waardoor de Jood tegen zijn wil moet dansen en zijn kleren verscheurd worden door de dorens. Uiteindelijk biedt de Jood de knecht een buidel met goud aan om te stoppen met spelen.

Later gaat de Jood naar de rechter om te klagen over het incident, en de knecht wordt gearresteerd voor diefstal. Op het punt van ophanging wenst de knecht nog één laatste keer zijn viool te mogen bespelen. De rechter staat dit toe, waardoor iedereen, inclusief de rechter en de Jood, weer in een onweerstaanbare dans wordt meegesleept. Uiteindelijk geeft de rechter de knecht zijn vrijheid, nadat de Jood toegeeft dat het goud gestolen was. De Jood wordt vervolgens als dief opgehangen.

Dit sprookje weerspiegelt thema’s van gerechtigheid, sluwheid, en de omkering van rollen, waarbij de onderdrukte knecht uiteindelijk triomfeert over hebzucht en corruptie. De magische elementen, zoals de wensen en de viool, voegen een karakteristieke Grimmiaanse flair toe aan het verhaal.

„De jood in de doornstruik“ is een van de vele sprookjes verzameld door de Gebroeders Grimm. Zoals veel sprookjes bevat het complexe thema’s en elementen die tot verschillende interpretaties leiden.

Hieronder zal ik enkele mogelijke interpretaties bespreken:

Moraliteit en Sociale Rechtvaardigheid: Het verhaal kan gezien worden als een kritiek op hebzucht en oneerlijkheid. De rijke werkgever die zijn knecht jarenlang niet betaald wordt gepresenteerd als een vrek, terwijl de knecht, ondanks zijn bescheiden beloning, zijn rijkdom in vriendelijkheid en vrijgevigheid vindt. Het sprookje suggereert dat echte rijkdom voortkomt uit positieve daden en een goed hart.

De Macht van Muziek: De viool van de knecht die iedereen laat dansen, symboliseert de transformerende kracht van muziek. Muziek wordt hier afgebeeld als een universele taal die macht heeft om mensen te verbinden, maar ook om chaos en controle te creëren.

Thema van de Wensen: De krachten die de knecht krijgt, komen voort uit de klassieke trope van het vervullen van wensen in sprookjes. De wensen reflecteren de innerlijke verlangens van de knecht en hoe deze wensen hem macht geven in een wereld die hem eerder onrechtvaardig behandelde.

Antisemitische Motieven: Er zijn in het sprookje duidelijk antisemitische stereotypen aanwezig, zoals de karikatuur van de Jood als gierig en oneerlijk. Dergelijke afbeeldingen weerspiegelen de tijd en context waarin de verhalen verzameld werden en leveren een punt van kritiek vanuit een modern perspectief. Deze elementen vergen een kritische bespreking en confrontatie met de antisemitische ondertonen die in culturele teksten aanwezig kunnen zijn.

Menselijke Zwakheden en Zonden: Het sprookje poneert menselijke zwakheden zoals hebzucht, ijdelheid en wraakzucht. De Jood en de rechter vertegenwoordigen morele tekortkomingen die de knecht middels zijn vioolspel blootlegt.

Element van Karma of Vergelding: De gerechtigheid die aan het einde van het sprookje wordt uitgedeeld – waar de knecht wordt vrijgesproken en de Jood als dief wordt opgehangen – vertegenwoordigt een karmisch element waarin iedereen krijgt wat hij verdient op basis van zijn acties in het verhaal.

Deze interpretaties suggereren hoe sprookjes, hoewel op het eerste gezicht eenvoudig, rijk zijn aan symboliek en culturele betekenissen die reflectie verdienen. Elk lezerspubliek kan verschillende boodschappen en lessen verkrijgen afhankelijk van de context waarin ze het verhaal horen of lezen.

Het sprookje „De jood in de doornstruik“ van de Gebroeders Grimm biedt een fascinerend onderwerp voor een linguïstische analyse. Dit sprookje bevat verschillende klassieke elementen, zoals magische voorwerpen, onverwachte gerechtigheid en moraal, maar het is ook beladen met problematische representaties vanuit een hedendaags perspectief. Hier zijn een aantal linguïstische aspecten die we kunnen analyseren in dit verhaal:

Lexicon en Semantiek: Het sprookje maakt gebruik van ouderwetse termen en zinsconstructies. Woorden zoals „knecht“, „heer“, „vrek“, „lier“ en „buik vol goud“ zijn typisch voor de tijd waarin het sprookje is geschreven. Er is gebruik gemaakt van semantisch geladen termen en frases die bepaalde karakters en hun eigenschappen snel neerzetten, zoals „vrek“ voor de gierige meester en „een goed hart hebben“ voor de knecht.

Pragmatiek: De interacties tussen de personages zijn direct en vaak gevuld met onderliggende sociale normen en verwachtingen. De meester verwacht dat de knecht werkt zonder te klagen, en de knecht accepteert dit eerst passief. De wensen van de knecht impliceren een verlangen naar vrijheid en controle over zijn omgeving.

Ze tonen een pragmatische benadering van zijn situatie: hij kiest voor een blaaspijp die altijd raakt, een viool om anderen te laten dansen, en de mogelijkheid om wensen ingewilligd te krijgen.

Discourse en Narratieve Structuur: Het sprookje volgt een klassieke narratieve structuur met een begin, midden en einde waarbij de hoofdpersoon na verschillende uitdagingen gerechtigheid en beloning vindt. De herhaling van gebeurtenissen, zoals de muzikale dansscènes, creëert een ritmisch patroon in het verhaal. Het gebruik van dialogen is een belangrijk instrument om de personages te ontwikkelen en de verhaallijn voort te stuwen.

Taalgebruik en Perspectief: De verteller gebruikt een derde-persoonsperspectief en blijft vanaf een afstand, waardoor de lezer informatie krijgt zonder diepgaande toegang tot de innerlijke gedachten van elk personage. De taal weerspiegelt de hedendaagse blik op sociale klassen en etnische minderheden van de tijd, vooral in de problematische en stereotype voorstelling van de Joodse figuur in het verhaal.

Stijl en Retorische Middelen: Er is gebruik gemaakt van humor en spot, vooral in de scènes waarin de knecht zijn viool speelt en iedereen ongewild danst. Dit dient zowel als een komische als kritische reflectie op machtsdynamieken. Overdrijving wordt gebruikt als stijlmiddel, bijvoorbeeld in de beschrijving van de dansende mensenmassa, waarmee de kracht van de viool extra wordt benadrukt.

Door deze linguïstische elementen te analyseren, kunnen we beter begrijpen hoe de Gebroeders Grimm verhalen construeerden die zowel onderhoudend als beladen waren met morele en culturele normen van hun tijd. Daarnaast biedt het een reflectie op de veranderde percepties van dergelijke thema’s in de moderne tijd.


Informatie voor wetenschappelijke analyse

Kengeta
Waarde
AantalKHM 110
VertalingenES, PT, FI, HU, IT, JA, NL, PL, RU, TR, VI, ZH
Leesbaarheidsindex door Björnsson30.7
Flesch-Reading-Ease Index73.8
Flesch–Kincaid Grade-Level7.7
Gunning Fog Index10.2
Coleman–Liau Index8
SMOG Index9.5
Geautomatiseerde leesbaarheidsindex7.2
Aantal karakters8.754
Aantal letters6.687
Aantal zinnen86
Aantal woorden1.654
Gemiddeld aantal woorden per zin19,23
Woorden met meer dan 6 letters190
Percentage lange woorden11.5%
Totaal lettergrepen2.219
Gemiddeld aantal lettergrepen per woord1,34
Woorden met drie lettergrepen102
Percentage woorden met drie lettergrepen6.2%
Vragen, opmerkingen of ervaringsverslagen?

Privacyverklaring.

De beste Sprookjes

Copyright © 2025 -   Over ons | Privacyverklaring |Alle rechten voorbehouden Aangedreven door childstories.org

Keine Internetverbindung


Sie sind nicht mit dem Internet verbunden. Bitte überprüfen Sie Ihre Netzwerkverbindung.


Versuchen Sie Folgendes:


  • 1. Prüfen Sie Ihr Netzwerkkabel, ihren Router oder Ihr Smartphone

  • 2. Aktivieren Sie ihre Mobile Daten -oder WLAN-Verbindung erneut

  • 3. Prüfen Sie das Signal an Ihrem Standort

  • 4. Führen Sie eine Netzwerkdiagnose durch